DE VOOROUDERGESCHIEDENIS

VAN WILLEM DEN BROK. 

Dit is het geschiedenisverhaal van mijn voorouders den Brok, Boeijen, Bokmans, van de Mosselaar, Verwaijen, van der Venne en Brands.  Daarbij heb ik allerlei data weggelaten om een leesbaar verhaal te krijgen. Data en bronnen zijn terug te vinden in mijn kwartierstaat.                 

De opbouw is als volgt:

        1. Op zoek naar mijn stamvader: de stamreeks van Willem den Brok.

        2. Mijn moeder: de stamreeks van Lena Boeijen.

        3. Mijn oma: de stamreeks van Helena den Brok.

        4. Mijn oma van moederskant: de stamreeks van Anna Maria Bokmans.

        5. Mijn overgrootmoeder: de stamreeks van Henrica van de Mosselaar.

        6. Mijn overgrootmoeder van moederskant: de stamreeks van Maria den Brok.

        7. Mijn betovergrootmoeder: de stamreeks van Petronella Verwaaijen.

        8. Mijn overgrootmoeder van oma's kant: de stamreeks van Cornelia van der Venne.

        9. De moeder van de vader van de moeder van mijn moeder: de stamreeks van Joanna Brands.

      10. Het Durendseind:  buurtschap waar veel voorouders woonden.

 

        

DE VOOROUDERGESCHIEDENIS VAN WILLEM DEN BROK.

 

1. OP ZOEK NAAR MIJN STAMVADER: DE STAMREEKS VAN WILLEM DEN BROK.

 

Mijn naam is Willem den Brok en dit is mijn verhaal, een zoektocht naar de geschiedenis van mijn voorouders .

Mijn geboorteplaats is Ravenstein, een oud vestingstadje aan de Maas uit 1360, waar toen Walraven van Valkenburg , leenman van de hertog van Brabant, een kasteel liet bouwen. Hier omheen ontstond Ravenstein. (1)

Zicht op Ravenstein

Willem

 

Ik werd geboren in een koude februarinacht van 1949. Mijn onbezorgde kinderjaren bracht ik door in Ravenstein, waar ik naar de jongensschool St. Jozef ging, cowboy speelde in het beboste "Laantje", voetbalde achter het huis of schaatste op de grachten. Na de lagere school moest ik naar de kostschool in Deurne met de bedoeling om priester te worden. (2) Daar verbleef ik twee en een half jaar, waarna ik naar het Titus Brandsmalyceum in Oss ging.

Later studeerde ik voor basisschoolleraar in Veghel. Hier leerde ik ook mijn vrouw Anke van der Putten kennen. (3)

Na ons trouwen gingen Anke en ik wonen en werken in Ter Apel, waar we vijf jaar bleven (ik hoefde dan niet in militaire dienst). Hier werden onze kinderen Perry en Marylen geboren in het ziekenhuis van Emmen.

Daarna kwamen we in Wijchen, waar ik bijna dertig jaar op de Piekenstulp werkte als basisschoolleraar. We woonden in de Blauwe Hof, Aalsburg en nu op de Sluiskamp. De laatste zeven jaren van mijn onderwijsloopbaan heb ik in Niftrik op een driemansschooltje gewerkt.

 

Perry en Marylen.

Mijn vader, Piet den Brok, was, net als het gezin waar hij uit kwam, erg gelovig. Hij werd geboren in 1914. Omdat hij uit een groot gezin kwam hielp hij altijd mee op de boerderij van zijn vader.

In 1935 ging hij in militaire dienst, nadat hij eerst nog een jaar vrijstelling gekregen had  vanwege persoonlijke onmisbaarheid op de boerderij. Hij diende bij het regiment “de Jagers”  in Waalsdorp bij Den Haag en had een bijbaantje als tafelbediende in de officierskantine. Na een half jaar ging hij met groot verlof.

Boven naast onderwijzer Janus van den Berg staan Wim den Brok en Piet den Brok . Herpen 1926.              

                                                             35 jaar

 

Na de militaire dienst trad hij in 1938 in in het klooster bij de Dominicanen in Nijmegen.  In de oorlog verbleef hij enige tijd in Venlo op de St. Albertushof, een missiehuis van zusters, opgericht vlak voor de oorlog.  Piet hielp daar als broeder Hyacint op het land van de boerderij, waar de zusters van de opbrengst leefden. Tijdens de oorlog gaven de zuster veel vluchtelingen en jonge mannen die in gevaar waren een schuilplaats. De gastvrijheid en de manier waarop met mensen gedeeld werd, gaf de zusters in de stad Venlo een goede naam. In 1940 werd Albertushof een erkend noviciaatshuis.

 

Piet als broeder Hyacint op de Sint Albertushof.

Het laatste jaar van de oorlog moest Piet onderduiken. Hij verbleef bij een familie Driessen in Venlo in de schuilkelder. Hij heeft direct na de oorlog hierover een tekst op rijm gemaakt, waaruit blijkt, dat hij samen met zo'n zeventig mensen in een kelder zat, waar plaats was voor hooguit twintig mensen. (4)

 

Wat waren de omstandigheden erbarmelijk en de huisvesting slecht. Het was een strenge winter met regen, wind en sneeuw. Er was een gebrek aan kolen en hout. De kelder was donker en koud. Er hing rook en het stonk. Mensen zaten op elkaar gepakt met maar weinig eigen ruimte. Het was geen wonder dat er op een gegeven moment difterie uitbrak. De een na de ander moest vanwege de besmetting naar het ziekenhuis gebracht worden. Op een gegeven moment kwamen de Duitsers en zeiden dat iedereen moest vertrekken, maar Nelis zei, dat dat met al die besmettelijke ziektes onmogelijk kon. Gelukkig lieten de Duitsers het hierbij. Dan op 31 januari 1945 werd Tillie, de dochter van Nelis Driessen, die samen met een zus en een vriendin op straat liep, getroffen door een granaatscherf, net onder haar borst. Ze overleed. De priorin verzocht Piet (broeder Hyacint) om van een oude noten kast een doodskist te maken in een werkschuurtje bij de Albertushof. Tijdens die werkzaamheden kwamen plotseling de Duitsers op zoek naar jongemannen. Piet wist ternauwernood te ontsnappen door in een dennenboom achter het werkschuurtje te klimmen. Bijna een uur later was de kust pas veilig. Op een ander moment, toen hij weer bezig was, werd Piet bijna getroffen door een granaat van de Duitsers. Juist op tijd wist hij onder de werkbank te kruipen en brandde hij alleen maar zijn hand aan een scherf. De kist kwam af met roestige oude spijkers. De zusters zorgden voor de binnenbekleding. Tillie kon begraven worden. Eindelijk na die lange koude winter werd op 2 maart Venlo bevrijd. 

 

Zo vlak na de oorlog hadden maar weinig mensen telefoon. Daarom was brief schrijven heel gewoon. Uit bewaard gebleven brieven was er één, waarin mijn vader zijn vertrek uit het klooster vertelde aan zijn broer Gerard, die ook in het klooster zat. Een fragment hieruit:

"Venlo 27 juli 1945 .....Ik weet dat u gelukkig in het klooster bent en daar ben ik blij mee. Ik hoop dat u mij in uw gebeden niet zult vergeten. In het begin van volgende week ga ik naar huis. Vanwege de oorlogsomstandigheden kan pater Provinciaal mij nu zelf dispenseren. Hij zegt dat ik met een gerust geweten nu de orde mag verlaten. Na veel gebeden te hebben en nagedacht te hebben en de raad van mijn biechtvader ingewonnen te hebben ben ik tot de overtuiging gekomen dat ik den religieuze staat niet kan onderhouden en het voor de vrede en rust voor mijn geweten beter is zonder gelofte te leven....."

Fragment van de brief 27 juli 1945.

Direct na de bevrijding onderging Piet in Tilburg een nieroperatie, waarbij een nier werd weggehaald. In september 1945 verliet hij het klooster. Hij trouwde 3 juli 1947 te Berghem met Lena (Helena Johanna) Boeijen, dochter van Johannes Boeijen en Anna Maria Bokmans. Vanwege de woningnood woonden ze eerst op kamers in “Huize Blankenburg” in Ravenstein.

                                             De winkel op de Walstraat.

Hun eerste eigen huis was dat aan de Walstraat in Ravenstein, waar ze een horlogemakerij en juwelierszaak begonnen. Hier, op de Walstraat, werd ik geboren.

Vlak na mijn geboorte schreef mijn vader aan zijn broer:

Ravenstein 11-02-1949.

Beste broer, Bij deze delen wij u met grote vreugde mede dat heden bij ons een zoon is geboren, die de naam kreeg Wilhelmus Blasius. Lena maakt het uitstekend. Alles is naar wens verlopen. Men beweert dat het een echt Brokkengezicht is! U begrijpt dat ik het nu erg druk heb. Daarom maar een beknopt schrijven. Doch een uitvoerige brief komt nog.

Je gelukkige broer en zus Piet en Lena.

 

Omdat mijn vader het druk had, nam mijn moeder het brief schrijven vaak over. Een stuk uit een brief naar Gerard in het klooster na de geboorte van mijn broer Hans:

"Ravenstein 3 -9-1950

Beste broer, Al is het wat laat toch kom ik u nog van harte feliciteren met uw verjaardag. Van schrijven komt door de week zo weinig en nu op zondag heb ik ze maar weer eens allemaal genomen.

Ook nog hartelijk dank voor de felicitatie met de geboorte van Hansje. Hij is nu al ruim 4 weken oud en groeit goed. Hij is veel groter dan Willie toen was, maar niet zo zoet. Huilen kan hij als de beste en bij voorkeur 's nachts, wat niet erg prettig is, maar dan weten wij ook dat we er een zoon bij hebben.

Willie is al een heel baasje. Hij kan en doet alles na, behalve praten. Hij babbelt wel de hele dag, maar je kunt er niets van verstaan. Het is een echt prulletje hoor, een aardje naar zijn vaartje en doet ook voor zijn Heeroom niet onder. Zelf ben ik ook weer goed. Piet is tegenwoordig niet zo best. Hij heeft maar steeds last van zijn oude kwaal. Met de zaak gaat het gelukkig heel goed...."

Piet en Lena kregen zes kinderen: Willem, Hans, Peter, Marie-José, Bert (noemde zich later Lambertus) en Jos. De volgende winkel was op de hoek van Landpoortstraat en Walstraat. Kort daarna werd er een nieuw huis met winkel gebouwd verderop in de Landpoortstraat 26. Van 1953 tot en met  1964 woonden zij hier.

De winkel op de hoek van walstraat en Landpoortstraat.

Het huis in de Landpoortstraat met winkel.

Het gezin; Hans, ma met Marie-José, pa met Peter en ik. 

                                              Marie-José.

Toen sloeg het noodlot toe. Marie-José, hun enige dochter, werd in 1958 door een auto aangereden en overleed. Kort hiervoor had ze nog woorden met Peter. Zij wilde graag een engeltje zijn en hij niet. Mijn moeder kon niet bij de begrafenis zijn, omdat Jos tien dagen later werd geboren.

Het getouwtrek over de schuldvraag van de aanrijding en het vele verdriet deden Piet en Lena na verloop van tijd besluiten om weg te gaan uit Ravenstein. In Oss in de Galerij werd in 1965 een grote juwelierszaak geopend.

 

In 1969 nam Hans de zaak over en ging het gezin in een bungalow in de Berkenlaan wonen. Later werd de zaak weer verkocht.

V.l.n.r.: Hans, Jos, Peter, pa, Lambert, ma en ik.

V.l.n.r.: Hans, pa, Peter, ma, Jos, Lambert en ik.

Piet, Lena en zoon Peter, die nog thuis woonde, gingen in Veghel (Paul Rinkstraat 1) wonen. In 1992 kreeg Piet longkanker en overleed drie jaar later te Veghel in het ziekenhuis. Hij hield in zijn vrije tijd van bijen houden en timmerde graag. Mijn moeder overleed in 2002.

 

De naam Herpen is waarschijnlijk afgeleid van het Germaanse "harpa", dat "scherpe kromming" betekent. Vroeger liep er een maasmeander. De Hamelspoel is er nog een restant van. Herpen betekent dan "bocht in de rivier". De Koolwijk (Kollik) komt van "Coelbeeck", dat "koele, heldere beek" betekent. (5)  Die beek liep vroeger van de hogere heigronden naar de Beerse Maas. De Beerse Overlaat zorgde regelmatig voor wateroverlast in Herpen. Herpen was een gebied van water en zand. Wegen in Herpen bestonden uit karresporen en paden voor de paarden. Pas in 1867 werd de provinciale weg aangelegd.

De kerk voor de verbouwing van 1907 met het verlaagde schip en de witte zijkapellen. 

Herpen was in het begin van de twintigste eeuw een zelfstandige gemeente met zijn eigen burgemeester. De veldwachter was heer en meester en handhaafde de orde. Opmerkelijk is dat grote delen van Nederland al waterleiding hadden, maar dat Herpen liever naar de pomp liep of de put gebruikte voor drinkwater. Pas begin 1941 keurde de raad een aansluiting op het waternet goed, zes weken voordat het dorp bij Ravenstein werd gevoegd.

 

Mijn grootvader Willem den Brok, naar wie ik vernoemd ben, werd te Herpen op de Kleine Koolwijk (tegenwoordig Hoefstraat) geboren in 1881 als tiende zoon van een gezin van elf. Willem had als bijnaam Willem de Krel. Bijnamen waren in die tijd heel normaal. Waarschijnlijk komt deze bijnaam van zijn grootvader Cornelis en is het een afkorting en samentrekking van Cornelis.  Willem was arbeider en landbouwer. Hij trouwde te Berghem op zijn vierentwintigste met Lentje (Helena) den Brok.

 Het gezin: V.l.n.r. Mien, Wim, Grad, vader met Toon, Jan, moeder met Anneke, Cor, Piet en Harrie.   Sien, Albert en Kee ontbreken omdat ze al in het klooster waren.                                                           

Het gezin van Willem woonde in een klein, oud boerderijtje, waar nog gekookt werd op een open vuur in de kamer. Geslapen werd er in een bedstee, op de geut onder het dak of achter een gordijn, natuurlijk op stro en soms wel met vier kinderen tegelijk. Een nicht van Lentje, Lien van Uden, heeft bijna alle kinderen mee ter wereld gebracht. Omdat het gezin groeide en het boerderijtje te klein werd en versleten was, bouwde Willem zelf een boerderij op de Kleine Koolwijk in Herpen, die in 1923 af was. Helaas had dit zoveel van hem gevergd, dat hij ziek werd. Hij kreeg tuberculose. Daarom moest hij buiten achter het huis in een tent slapen. Willem stierf in 1937 op de leeftijd van 56 jaar. De boerderij, waar hij zo hard aan gewerkt had, brandde tijdens de oorlog in 1943 grotendeels af. Willem en Lentje hadden maar liefst vijftien kinderen: Harry, Sien, Albert, Kee, Piet, Mien, Cornelis Wilhelmus, Wim, Grad, Jan, Cor, Leonardus Henricus, Leonardus Hendrikus, Toon en Anneke. Drie kinderen stierven als baby.

Het gezin was erg katholiek. Naast het sterke geloof speelde ook de armoe een rol bij het bijzondere feit, dat bijna alle kinderen voor kortere of langere tijd in het klooster verbleven. Vier vrouwen en één man verlieten het klooster uiteindelijk niet. (12)

                                              

Links: Akte van grondaankopen in 1918.

Rechts: Willem luisterend  naar zijn radio.

Dit is de originele radio van opa Willem, die nu in het bezit is van Marie-José den Brok. Hij is bijna honderd jaar oud.

Foto (1932): voor de kerk in Veghel bij professiefeest Zr. Hermino. V.l.n.r: Grad, Piet, Wim, Harry, Kee (Zr. Nicasia), vader Willem, Toon, Sien (Zr. Hermino), moeder Helena, Albert (Br. Blasius), Jan, Mien, Anneke en Cor den Brok 

         Willem (tbc) in zijn tent.

                                                                                                                                                  

Van mijn overgrootvader Lambertus den Brok is maar weinig informatie te vinden. Hij werd in 1840 te Berghem geboren. Bertus trouwde op zijn vierentwintigste met Henrica van de Mosselaar. Bertus en Henrica woonden op de Kleine Koolwijk te Herpen. Hij was akkerbouwer. Ze kregen elf kinderen: Petronella, Petrus, Johannes. Gerardus, Johanna (ongehuwd), Cornelia, Wilhelmina (ongehuwd), Jan Willem (werd een paar maanden), Johannes (werd 4 jaar), Willem en Henricus (werd nog geen jaar).

  Lambertus 

 Henrica van de Mosselaar.

       Overlijdensakte Lambertus den Brok

                                                                                                                                                            

Cornelis den Brok werd begin negentiende eeuw geboren in Berghem. We weten globaal hoe hij er uitzag, omdat er een signalement opgesteld was in verband met zijn dienstplicht. Hij was 1 meter 75, had een lang gezicht en een rond voorhoofd, grijze ogen, een gewone neus en mond, een ronde kin, bruine haren en wenkbrauwen. Hij kon niet schrijven. Omdat hij uitgeloot werd, hoefde hij niet in militaire dienst. Zijn beroep was landarbeider. Hij trad in het huwelijk met Petronella Verwaijen. 

Zo'n twintig jaar woonden Cornelis en Petronella op de Hondshoek te Berghem. Hij huurde hier een woning met bijbehorend erf voor 27 gulden per jaar. Dat gebeurde nog tegen opbieding. Een jaar later kon hij hetzelfde huis huren voor drie jaar voor 25 gulden. Midden negentiende eeuw verhuisden ze naar de Kleine Koolwijk in Herpen. Cornelis en Petronella hadden zeven kinderen. Ze kregen veel tegenslag, want van de zeven kinderen werd alleen Lambertus volwassen. De anderen kinderen stierven jong: Ardina werd 1 maand oud, Ardine 7 maanden, Antoon 2 jaar, Antoinetta bijna 4, Johannes onbekend en Jenneke 15 jaar.

Naast de armoede was er bij veel boerenmensen sprake van slechte hygiëne en dus ook een slechte gezondheid, waardoor er veel kinderen jong stierven, vooral aan aandoeningen van het maag darmkanaal. Veel moeders gaven geen borstvoeding, want een borst en trouwens het hele vrouwenlichaam moest bedekt blijven. Dus gaf men een fles met pap, in de wieg gelegd met een slang aan een speen in de mond van het kind.

 

Berghem en directe omgeving ca. 1790 op de “Caart Figuratief” van Hendrik Verhees (1794).

 

 

Berghem is de bakermat van de familie Den Brok, zoals we die nu kennen.

In Berghem ging het economisch wat beter door de handel in boter en vee. In 1774 werd begonnen met de bouw van een raadhuis en een school. De kosten daarvoor bedroegen nog geen 2000 gulden. Op een maandag in april 1787 werd de eerste jaarmarkt gehouden. De markten bleken later toch niet zo’n succes.

 

Wat stelde Berghem op het eind van de Franse tijd (1815) voor? Uit gegevens die het Koninkrijk opvroeg bleek: De gemeente was lang een 1/2 uur gaans, breed 1 uur. Er waren op dat moment 1560 inwoners, die in 284 woonhuizen woonden. Er waren 50 grote boeren, 100 kleine boeren en 134 keuterboeren. 

De ambtsnijverheid bestond uit: 1 hoornwindmoolen, 2 paarde-olijmoolens, 1 gruterij, 1 bierbrouwerij, 1 molemaaker, 7 timmerlieden, 2 wieldraijers, 4 smeeden, 3 metselaars, 1 verver, 7 schoenmakers, 2 kuijpers, 2 klompmakers. De landbouw was het belangrijkste bestaansmiddel. Er was "604 morgen bouland, 204 morgen weij en hooijland, en 150 morgen heijden”. Er werd vooral rogge en boekweit verbouwd. Een morgen land was land dat in een ochtend omgeploegd kon worden, meestal iets minder dan een hectare.

 

Jan Daniël den Brok werd gedoopt te Berghem eind 1743. Jan Daniël trouwde als 21-jarige met Theodora Wilbert Willems. Zij kregen zes kinderen, waarvan er vijf jong stierven, alleen Martinus werd nog 28 jaar. Eind 1790 stierf zijn vrouw Theodora. Amper twee maanden later op 6 maart 1791 trouwde Jan Daniël opnieuw, nu met Alberdina Francis Hornkens uit Boekel. Zij kregen nog 5 kinderen: Theodorus, Franciscus, Maria, Martinus en onze Cornelis.

Gemakkelijk heeft Jan Daniël het zeker niet gehad. Hij was arm en alle investeringen vielen verkeerd uit. Verschillende keren leende hij geld. Zo kocht Jan Daniël daarmee ook “een perceel teulland en huys daarop staande alhier te Berchem gestaan en geleegen groot circa een halve mergen”. Helaas kon hij in 1807 zijn hypotheek niet meer betalen, zodat zijn goederen executabel werden verklaard. Zijn huis werd bij opbod verkocht. Waar hij toen terecht kwam, weten we niet, want uit de "lijst van aangeving der lijken" , die bijgehouden werd door koster (en schoolmeester) J.J. Vermaat, stond niet waar hij woonde toen hij overleed , terwijl dat bij andere mensen wel gebeurde. Jan Daniël stierf drie jaar later te Berghem op 68- jarige leeftijd.

 

Kopie uit het overlijdensboek van Berghem. Er staat geschreven: "Den 13 de [april 1810] is overleeden

Jan Daniel den Brok oud 68 jaar gehuwd geweest nalaatende vier kinderen uijt een huwelijk."

 

 

Tot 1766 werd de oorspronkelijke naam “Brock” gebruikt. De laatste vijftig jaar hiervan werd soms ook de “c” weggelaten. De naam “den Brok” zien we voor het eerst in 1738. Na 1802 wordt alleen nog “den Brok” geschreven. De toevoeging “den” (d’n) is waarschijnlijk gebruikt om de naam zonder voornaam te kunnen gebruiken, wat vaak werd gedaan in die tijd.

 

De doop van Daniël Jan Nelen Brock , de vader van Jan Daniël, was in 1700. In de Republiek waren de meeste mensen protestant. In Berghem was dat een klein deel van de bevolking, met name de gezagsdragers. Op 22-jarige leeftijd raakte Daniël in een steekpartij verwikkeld, die wellicht te maken had met de godsdienstwrijving tussen katholieken en protestanten. Er hoefde niet veel te gebeuren of de vlam sloeg in de pan.. Op een zondagavond liep Daniël rond acht uur in de buurt van het huis van Jan van Sprangh. Plotseling werd hij, volgens eigen zeggen, zonder reden door Jan Roelofs uit Wijchen met een mes in zijn buik gestoken. Daniël bleef hevig bloedend achter. Jan Roelofs werd een stukje verder door Thonij Thonijs van Grunsven vastgehouden, maar wist zich uiteindelijk toch los te rukken. Gelukkig herstelde Daniel van deze aanslag op zijn leven.

Daniël trouwde in 1734 te Berghem met Ida Jacob Jansen van Beek. Hij was toen 33 jaar. Korte tijd later kocht hij "een perceel teullant groot omtrent twee vaetsaet en elf roeden leggende onder desen dorpe van Berchem ter plaatse genaemt de Oostersteegh…voor 139 gulden.” Uit de erfenis van de ouders van zijn vrouw verkreeg hij flink wat grond, waarvan hij regelmatig een deel verkocht.

Daniël Jan Nelen en Ida kregen elf kinderen: Jacoba, Maria, Jacomijna, Joanna, Maria (Mie), Joannes, Jacoba, Jan Daniel, Jacoba, Jenne en Wilhelmus. Verschillende kinderen stierven binnen het eerste jaar. Daniel Jan Nelen Brock woonde in de Heihoek, niet ver van zijn ouderlijk huis aan de Oostersteegh. Het huis in de Heihoek had hij waarschijnlijk zelf gebouwd. In 1782 verkochten zijn kinderen dit huis aan Bartel Bernardus van Grunsven voor 846 gulden. Het huis werd als volgt beschreven: "een huysinge en een kleijn huysje hoff en aangelagh samen groot omtrent een mergen gestaen ende gelegen alhier te Berchem ter plaatse genaemt den Heyhoek ..."

Daniël overleed op nieuwjaarsdag 1776, 75 jaar oud.

 

Berghem, de woonplaats van veel Brokken, is al vrij oud. De naam “Berghem” komt van de woorden “berga” en “haim”, wat betekent “berg” en “woonplaats”. Deze plek lag hoger dan de omgeving en was zo beschermd tegen overstromingen van de Maas. In 1200 had Berghem al een eigen kerkje. De gotische kerk is rond 1400 gebouwd. In 1677 werd Berghem een eigen parochie. Daarvoor was de katholieke godsdienst verboden (1629-1672). Men ging toen naar grenskerken in Megen, Ravenstein of naar de kapel op de Koolwijk in Herpen. Na 1674 mocht men een schuurkerk op het Durendseind gebruiken. Het Durendseind kende straten als Hondshoek, Kattenhoek en Helstraat. Berghem heeft het tijdens de Tachtigjarige Oorlog zwaar te verduren gehad en heeft veel belasting moeten betalen. Berghem was daardoor arm. In 1700 was zelfs 30 % hulp behoevend.

Brabantse boeren hadden het zwaar en maakten dagen van wel vijftien uren, waarbij de voeding slecht was.

                         Sint Annakapel Grote Koolwijk Herpen.

 

Jan Neel Brock, de stamvader van de Brokken in Berghem, werd geboren te Oss rond 1650, direct na de Tachtigjarige Oorlog met Spanje. Hij trouwde de eerste keer met Jenneke Handrick Seelen. Zij stierf in 1688. Ze hadden voor zover bekend geen kinderen. Het tweede huwelijk was met Maria Cornelissen van Oirschodt. Zij kregen acht kinderen: Joannes , ook Jan Jan Neelen genoemd. Hij trouwde met Jenneke Lowies du Pree, dochter van de schepen Lowies du Pree en Agnes van Boxtel. Van hen zijn geen kinderen bekend. Tweede kind was Adriana (Arika Jan Neelen). Het derde kind was Catharina (Lijn Jan Neelen). Daarna kwamen Cornelis, die waarschijnlijk vroeg overleed. Weer een Cornelius ofwel Cornelis Jan Neelen. 

Het zesde kind was Daniël Jan Neelen (zie hiervoor). Vervolgens kwam Johanna (Jenneke Jan Neelen). Het laatste, achtste kind was Antonia (Teuniske Jan Neelen). Jan Neel Brock was vanuit Oss naar Berghem gekomen. In Berghem wordt hij voor het eerst in 1682 vermeld. Hij was toen schepen en had de functie van borgmeester. Een borgmeester stond borg voor de financiële zaken van het dorp. Hij was er verantwoordelijk voor dat de dorpsbelastingen werden geïnd en afgedragen werden aan de ontvanger der belastingen in Den Bosch.

Bij een tekort moest de borgmeester zelf lenen of uit eigen zak voorschieten. Meestal waren er twee borgmeesters die uit de schepenen gekozen werden. Jan Neel Brock werd vermeld als schepen in 1684 en van 1687 tot 1694 en in 1701 als oud-schepen. Schepenen werden benoemd of gekozen, meestal uit de meer kapitaalkrachtige inwoners. Bij het dorpsbestuur draaide het om de raad van schepenen. Jan Neel Brock was waarschijnlijk één van de rijkere Berghemse inwoners, want van de 54 Berghemse grondeigenaren die op een grondbelastinglijst uit 1722 voorkomen betaalden de erfgenamen van Jan Neel Brock, die in 1715 overleden was, de vijfde hoogste belasting. Ze bezaten volgens deze lijst 10 morgen bezaaid land in Berghem (ca. 10 hectare exclusief weideland). Eind 17e eeuw moest men gereformeerd zijn om schepen te kunnen zijn. Waarschijnlijk was Jan Neel Brock niet erg katholiek (in ieder geval sympathiseerde hij met de protestanten), want zijn oudste zoon Jan Nelen Brock trouwde in 1722 met de protestante Mr. Lowies du Pré’s dochter Jenneke. Dat Jan Neel het niet zo nauw nam met het katholieke geloof blijkt uit het volgende. In de doopakte van het derde kind van Jan Neel staat in het Latijn dat zijn vrouw Maria bij hem inwoonde, wat aangeeft dat Jan Neel Brock en Maria Cornelissen in 1692 volgens de pastoor (nog) niet wettig getrouwd waren. Ook in de doopakte van Cornelius, het vierde kind van Jan Neel Brock staat geschreven, dat Cornelius een onwettige zoon is volgens pastoor Hack uit Berghem. Pas in de doopakte van Daniel, zesde kind van Jan Neel Brock is vermeld dat Daniël een wettig kind is. Daniel is dus wel een wettig kind en ook Cornelius (Cornelis Jan Neelen) die op 1 februari 1699 gedoopt werd was wettig. Misschien zijn Jan Neel Brock en Maria Cornelissen dan in 1698 of 1699 voor de kerk getrouwd.

Het boerenbedrijf van Jan Neel Brock lag aan wat toen de Oostersteegh werd genoemd, later de Heihoekschestraat en tegenwoordig de Hoessenboslaan.

Zijn eerste vrouw, Jenneken Handrick Seelen, liet hem dit na, toen ze in 1688 stierf. Jan Neel Brock overleed in Berghem in 1715. Over Jan Neel Brock is zijn levensverhaal te lezen op een andere plek. (6)

Een indruk van de grootte van het boerenbedrijf krijgen we uit een akte uit 1735. Op 20 juli van dat jaar veilen en verkopen de erfgenamen van de in 1715 overleden Jan Neel Brock en hun waarschijnlijk in 1735 overleden moeder Maria Cornelissen van Oirschodt: "de naarvolgende vrugten te velde staende als de voornoemde Jan Neelen Brok en Maria Cornelissen metter doot hebben ontruijmt en naargelaeten", namelijk:

1. Twee ackers garst in den hof en een stuk over de straet.

2. Een stuk gerst in den Heijligen bos teijnden den hof.

3. Al den rog inden hof.

4. Een stuk rog op de halve mergen van de kerk.

5. Een eijnd rogge in de Schriekse Heijstraat.

6. Een mergen rogge in de heij van Emit Jan Emits.

7. Twee stukken rog opt velt.

8. Een mergen boekwijt in de heij.

9. Eenen halven mergen boekwijt op de korte halve mergens.

10. Dartien hont haver op den bulk int Harensvelt.

11. Het vlas wortelen en aardappelen in den hof uijtgesondert de wortelen

onder het vlas staende te ruijmen voor Ste Marten.

 

Vroeger werden er andere maten gebruikt, die per regio konden verschillen. We komen die veel tegen in de oude teksten. Daarom hier kort een uitleg over sommige maten. Een el, afgeleid van de lengte van een onderarm, was ongeveer 70 cm. Een roede was de afstand van ongeveer 12 voeten (een voet was ongeveer 30 cm) en bedroeg om en nabij 3, 8 m. Een hont was 100 vierkante roeden, wat 1/6 morgen was. Een morgen (of mergen) was het land, dat in een ochtend omgeploegd kon worden, wat bijna een hectare was. Een vaetsaet land was de afstand die men kon lopen om een vat zaad uit te strooien. Een lopense land was land dat met een houten zaaikorf ingezaaid kon worden, ongeveer 1600 m2. Als hoeveelheid werd vaak de mud gebruikt, wat rond de 70 kg was.

 

Neel Gerardi Brock woonde in Oss, waar hij in 1637 trouwde met Lijn Deen Jan Rijken. Het gezin telde zes kinderen: Jacob Neel Brock, die de stamvader werd van de familie Brocks in Oss; Jan Neel Brock, de stamvader van familie den Brok uit Berghem; Daniel Neelen, Grietje Neel, Ida Neel (Eijken) en Handerske Neel.

 

De familie Brock komt niet uit Oss, maar oorspronkelijk uit Belveren bij Haaren, Helvoirt en Oisterwijk.

Van Gerrit Adriaens Brock weten we dat hij in Oss woonde in 1629. Hij is tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) tussen Nederland en Spanje uit Belveren bij Haaren weggetrokken samen met zijn broer Cornelis Adriaens Brock, die in Geffen ging wonen. Zelf kwam Gerrit in Oss terecht. Waarom hij en zijn broer weggingen is niet duidelijk. Misschien om het geluk elders te zoeken. In ieder geval brachten ze de nodige geldmiddelen mee. Vaak werd Gerrit ook Gerrit Arienss van Haren genoemd. Hij had vijf kinderen: Adriaen, Petrus, Cornelis (Neel), Jan en Meriken. Voor deze laatste dochter sloot hij huwelijkse voorwaarden af met haar aanstaande man Roelof Jan Meeus.

Gerrit woonde op een gehuurde boerderij, die "de Heijligengeest Hoeve van den Bossche" werd genoemd. Hij had verschillende stukken grond en ook huizen in Oss, Lith en Lithoijen gekocht en soms ook weer verkocht. Hij is overleden na 1642.

 

Adriaen Jan Wouter Brock(en), de vader van Gerrit Adriaens, had vijf kinderen : Gerrit (Gerart) Adriaen Jan Brock(en) (woonde in Oss), Cornelis Adriaen Jan Brock (ging in Geffen wonen), Willem Adriaen Jan Brock, Geertruyt Adriaen Jan Brock en Hendricxken Adriaen Jan Brock. Adriaen Jan woonde in Belveren bij Haaren.

Het was geen prettige tijd met al de plunderingen van de Spanjaarden tijdens de Tachtigjarige Oorlog, de armoe en de besmettelijke ziekten. Zo stierven in Oisterwijk nog 400 mensen aan de pest.

Adriaen Jan overleed voor 1600. Hij was een zoon van Jan Wouter Brock.

De pest     

                                     De beeldenstorm 1566

                                                                                                   

Jan Wouter Brock werd geboren voor 1513. Hij trouwde met Willelma Christiani Boonen. Hij woonde te Haaren (bij Oisterwijk), waarschijnlijk in het buurtschap Belveren (tegenoordig: Belvert).

Wanneer Haaren ontstaan is moeilijk te achterhalen. (7)  In de twaalfde eeuw is het dorp blijkbaar groot genoeg voor een eigen kerk. Ook Belveren, het buurtschap dat de oudste kern is van het boerendorp Haaren, bezit een kerk, de St. Martinuskapel, die in de buurt stond van het kasteel Nemerlaer. In een akte uit 1147 wordt de kerk van Haaren een dochterkerk van Moergestel genoemd.

Belveren is de naam van de Oostelijke helft der parochie Haaren. Het dorp Haaren is de Westelijke helft daarvan. Belveren wordt omgrensd door de Run in ’t Zuiden, door de Elsbroekse Leij in 't Westen, door de Oortbroekse Leij in 't Oosten.

Het gezin van Jan Wouter bestond uit elf kinderen: Gerart, Adriaen Jan Wouter, Johannes, Jan, Corstiaen, Eymbert, Wouter, Lucia, Huybert, Neeltgen en Anthonis. In 1550 was hij kerkmeester van de parochiekerk in Haren.

Hij werd nog genoemd in een conflict van Oisterwijk met Haaren en Belveren in 1546: "Borgemeesters schepenen en ingezetenen van de vrijheid Oisterwijk tegen de gezworen dorpsmeesters van Haren en Belveren in naam van alle ingezetenen van de parochie inzake een ’somme van penningen die zy gegeven mochten hebben Mertenen van Rossem ende zyn adherenten van brandtschatte’ en die Haren en Belveren willen van de andere partij een bijdrage terug van de gemaakte onkosten, maar die van Oisterwijk vinden dit verzoek ongefundeerd". In het stuk worden o.a. genoemd Jan Andriessoen van Erp, Ghysbrecht Luennissoen van Meeghen beiden schepen, Jan Laureyssen borgemeester en Willem van der Bruggen gezworen klerk der vrijheid Oisterwijk, Wouter Cornelissoen en Jan Brocken Wouterssoen gezworen dorpsmeesters, Peter Geritssoen en Imbrecht Jan Peynenburchs kerkmeesters, Jan Peters en Adriaen Broecken H. Geestmeesters van Haren en Belveren met hun advocaten en procureurs.

Werken op het land.   

       Boerenbruiloft 16e eeuw.

       Oude toren van St. Lambertuskerk (Haaren)

        15e eeuw.

Wouter Wouter  Brocken was gehuwd met Heylwich en kreeg met haar Adriaan Wouter. Hij trouwde voor de tweede keer met Margriet Goossen Goossens van Uden. . Zij  kregen nog Jan Wouter, Peter en Wouter Wouter Wouter. Wouter Wouter overleed rond 1545.     

                                                                                                                                              

Wouter Brocken was in 1499 nog kerkmeester van Haaren. Hij trouwde met Heylwige, waarmee hij zes kinderen kreeg: Peter, Wouter Wouter, Elisabeth, Jan (Johannes),  Jutta en Hendrick.   Wouter had een zus Cristijn, die getrouwd was met Goossen Goossens van Uden, terwijl zijn zoon Wouter Wouter Brocken met Margriet, dochter van Goossen Goossens van Uden en Geertruyd Gerit Wijtmans, en zijn zoon Adriaan Wouter Brocken met Christine, een andere dochter van Goossen Goossens van Uden en Geertruyd Gerit Wijtmans getrouwd was. Wouter overleed voor augustus 1521, terwijl Heylwich overleden is na 1524.

 

De vader van Wouter was Peter Willems Brock, die in 1428 al een tiende van Helvoirt pachtte. Als hij dan al volwassen was, zou hij mogelijkerwijs ergens tussen 1400 en 1410 geboren moeten zijn. Hij trouwde rond 1450 met Elisabeth Wouters van der Staeck. In ieder geval had hij de volgende kinderen: Jan, Wouter, Peter, Willem, Henric, Aert, Anthony, Hadewych en Christine.

 

Peter Willems was een kind van Willem Peters Brock, die bij zijn vrouw  Aleijdis drie kinderen kreeg: Jacob, Peter en Claes. Claes was in 1454 tijdpachter van de hoeve Ten Halve te Helvoirt.  Willem is mogelijk rond 1365 geboren en wordt in bronnen nog genoemd in 1431.

 

Mijn neef Bas den Brok komt dan op zijn website tot de voorlopige stamvader van de Brokken: Peter Broc. Hij geeft aan dat hij nog verder komt, maar daar nog geen zekerheid over heeft. Ik volg de hypothese, die hij met me deelde, aangevuld met eigen conclusies. Peter Broc werd waarschijnlijk rond 1330 geboren. Hij trouwde met Engelberen en kreeg twaalf kinderen: Jan (Johannes), Hendrick (Henricus), Marten (Merten), Godevaert, Peter Peter, Engelberta, Gerardus,  Elizabeth, Willem Peter, Aert Peter (Arnoldus) ,  Mechtelt en Theodoricus (11).  Hij overleed ergens rond 1380. De kinderen moeten dus allemaal voor die tijd geboren zijn.

 

De oudste zoon van Peter was Jan of Johannes. Hij was zoals meestal gebruikelijk was, vernoemd naar zijn grootvader. Voor deze Jan Broc , de grootvader, komt een zekere Jan Broc uit 's-Hertogenbosch in aanmerking. Mogelijk was hij kleermaker.  Hij was lid van de Illustere Lievevrouwe Broederschap.  Deze broederschap was ontstaan in 1318. Aanvankelijk mochten alleen geestelijke lid zijn, later vanaf 1371 ook anderen. Misschien is Jan toen meteen lid geworden. De broederschap richtte zich vooral op Mariaverering en armenzorg. In 1403 werd zijn doodschuld betaald en werden zijn kinderen ook vermeld: Peter, Henric en Heilwich. Johannes was getrouwd met Hilla. Hij liet rond 1368 tijdens een epidemie een testament opmaken in zijn woonhuis in de Vughterstraat. Hij vermaakte daarbij dit huis en al zijn goederen na hun beider dood aan de Tafel van de Heilige Geest, die zorg droeg voor de armen.  Een getuige zei, dat Hilla vroeg, wat te doen, wanneer zij hem zou overleven. Waarop Johannes zei: "Hilla mijn vrouw, ik wil dat jij deze goederen hebt zolang je leeft. Na je dood komen ze aan de tafel van de heilige Geest." Wel kreeg Johannes de Minderbroeder een lijfrente van 20 schellingen. Was hij misschien dan de oudste zoon van Jan Broc?  Waarschijnlijk zijn Jan en zijn vrouw in 1367 overleden , omdat even later hun testament ter sprake komt. Zijn geboorte zou rond 1305 kunnen liggen.

 

Deze Jan moet dan Jan Leonius Broc zijn, de zoon van Jan Wouterszn Broc. Jan werd rond 1273 geboren. Eerst trouwde hij met een onbekende vrouw met wie hij vier kinderen kreeg: Hendrik, Wouter, Jan Leonius en Heilwich. Zijn naam komt voor als Jan Broke, Jan Brocken en Jan de Gheselle. In 1311 kocht hij de windmolen van Helvoirt op de Herstraat met een bijbehorend huis.  In 1312 verkocht hij goederen te Leenborch en 7 bunder weide in het broek tegenover de woning van de priester van Helvoirt belast met hertogcijns.  In 1313 verleende hij een jaarrente van 1 mud rogge aan Berthout Stempel, zijn zwager. Jan trouwde met Heilwich van Erpe en kreeg met haar nog meer kinderen: Mechteld en Engelberna, Arnoldus, Johannes, Bela en Aleijdis.  In 1338 vestigde hij een erfpacht van 1 mud rogge met als zekerheid zijn hoeve in Ghesel.  Jan overleed voor 1343. Zijn vrouw Heilwich verleende met toestemming van alle volwassen kinderen, ook die van zijn eerste vrouw een jaarlijkse erfpacht van 3 mud rogge uit goed 'Gheesel" en uit windmolens in Helvoirt aan een familielid.

 

Stamvader van alle Brokken is dan WOUTER BROC. Hij is de voorvader van veel families, zoals de Brocken en Brokken uit Tilburg, de Brokken uit Vlaanderen en Wallonië, de Brokx uit Dongen en Oosterhout, de Broks uit Gilze, enz. (8) Hij werd rond 1245  geboren te Gesel (Helvoirt). Hij was een welgestelde boer, die een grote hoeve "de Brockenhoeve"  in Gesel bezat.  Hij was getrouwd met Helwigis.  Zij had ook een hoeve, waar later haar zoon Johannes ging wonen. Ook haar tweede kind Helwigis, die gehuwd was met een N. van Amme, ging in een huis bij de hoeve van Johannes wonen. Wouter kreeg uiteindelijk  vijf kinderen, gezien een erfenis verdeeld in vijf delen:   Johannes de Gheselle en  Helwigis waren de twee kinderen uit het huwelijk met Helwigis.  In 1312 werd er in een akte gesproken over Bessela, weduwe van Johannes van Ghesele.  Wegens schulden maakte Bessela geen aanspraak op bepaalde goederen en opbrengsten uit het land. Was dit te weinig, dan zou het huis van de moeder van Jan, de vrouw van Wouter,  worden afgebroken en moest de dochter Helwigis gehuwd geweest met N. van Amme, die hier woonde, vertrekken. Wouter trouwde voor de tweede keer met Wedehout ,  en kreeg nog: Jan Wouter, Aleijdis en Engelberna  (11).  Aleijdis trouwde met Bertoldus Stempel. Jan Wouter nam de "Brockenhoeve" over.

 

In het oudste document uit 1307 (uit Brussel) werd al gesproken over ene Brocken hoeve in het gebied van Haaren en Oisterwijk, in het buurtschap Ghesel. In een document uit 1359 weten we dat er een hoeve Brocken is.  Hier  heeft Wouter (Woltherus) Broc  (Wouter de Gheselle) gewoond. Het gebied net boven Ghesel (Gijzel) heet nu  nog Brokkenbroek.

De naam Helvoirt komt van "hel", wat een stuk hoger gelegen grond is in een laag gelegen moerassig en woest gebied. "Voirt" komt van "voorde", wat een doorwaadbare doorgang is. Het was dus een plek in een broeklandengebied, nat, drassig, moerassig, modderig. Andere voorkomende spellingswijze van Helvoirt zijn: Hellevorth, Heilvoert, Hellevoirt en Helvoord.

De oudste vermelding over Helvoirt stamt uit 1192. Heer Giselbert van Tilburg zorgde samen met zijn moeder Alaysa, dat er hier een kapel werd gebouwd. Hij gaf 1/3 van hun goederen te Helvoirt voor de bouw van een kapel en schonk tienden aan de pastoor van Oisterwijk voor het onderhoud van deze kapel. De Helvoirtse molen en de kapel vormden het centrum van dit gebied.

Eindigt hier na zo'n twintig generaties de geschiedenis van de Brokken? Niet helemaal.

De naam “Broc” is nog ouder. Over de oorsprong van de naam Broc(k) en de familie Broc(k) is in een ander verslag meer te vinden. (9)

 

 

2. MIJN MOEDER: DE STAMREEKS VAN LENA BOEIJEN

 

 

Lena Boeijen werd geboren te Berghem op 19 april 1916. Als jong meisje werkte ze thuis, maar ging ook “in dienst” bij andere mensen. Ze was jeugdleidster, ging op naailes en was bij de toneelclub.

In haar huwelijk met Piet den Brok heeft ze haar leven lang hard gewerkt, zowel thuis als in de winkel. Ze leefde mee met iedereen en nam vaak te weinig tijd voor haar zelf. Geloof en vertrouwen hielpen haar door alle moeilijkheden. Ze zei vaak: "Er gaat geen dag voorbij of ik heb aan jullie gedacht en voor jullie gebeden". Haar grootste hobby was handwerken, wat ze de laatste jaren vooral deed voor de reumavereniging. Wat genoot ze van de bijbehorende uitstapjes en avonden. Ze was een bijzonder, een eenvoudig, onbaatzuchtig en liefdevol mens. Ze overleed in 2002.

 

Op de derde foto is Lena 19 jaar.

Hieronder een persoonsbewijs van Lena uit de oorlogstijd.

In de winter van 1877 werd Johannes Boeijen geboren te Berghem. Hijs werd hij genoemd. Hij trouwde op zijn achtentwintigste met Anna Maria Bokmans. Aanvankelijk werkte Hijs Boeijen als koren- en grasmaaier in de streek en in Duitsland, waar hij in het seizoen wel 15 tot 17 daguren maakte. Later werd hij knecht en zaakwaarnemer in het pakhuis van de NCB (Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond)  op het Tuurend, waar hij 26 jaar lang werkte. Het pakhuis had een zolder en een touwlift. Het was een ideale speelgelegenheid. Vanaf 1908 was Johannes lid van de varkensverzekering, waarvan hij ook secretaris werd. Tevens was hij medeoprichter in Berghem van de “onderlinge bijstand” voor hulp bij noodtoestanden en werkverschaffing.

 

                   Molen en een deel van het pakhuis (1875).

                              Landelijk Berghem met kerk.

                           De Sint Willibrorduskerk van Berghem

 

 

Trouwfoto van Johannes Boeijen en Anna Marie Bokmans. V.l.n.r.: Has Bokmans, Cornelis Bokmans (vader van Anna Marie), Leentje Klerks, Hijs (Johannes) Boeijen, Anna Marie Bokmans, een knecht(?), Maria den Brok, Mie Bokmans.

Johannes trouwde op 11 mei 1905 in Berghem. Johannes en Anna Maria kregen negen kinderen: Johanna Maria (Anna), Marie, Helena Johanna (Lena, mijn moeder), Jacoba Johanna (Coos), Johannes Petrus (Jo), Cor, Tonnie,  Leonardus Cornelus en Maria Henrica. Maria Henrica was het tweede kind en stierf al na twee  maanden. Het derde kind Leonardus Cornelus overleed op dertien jarige leeftijd als gevolg van een bloedvergiftiging door kalizout.

Johannes kocht in 1918 een huis voor 1600 gulden en een jaar later een huis voor 1418,40 gulden. Dit laatste huis verkocht hij daarna aan Johannes Megens voor de helft (709,20 gulden). In 1920 had hij ondertussen een schuld van 2300 gulden aan de Boerenleenbank, waarbij zijn huis, erf en bouwland, genaamd het Armenheufke, borg voor waren. In dat zelfde jaar kocht hij nog bouwland op Hengst voor 1300 gulden.                                                     

Vanaf 1942 stopte Hijs met werken en hield een klein tuinbouwbedrijfje bij met nog wat boerenarbeid. Ook hield hij als liefhebberij bijen. Een andere hobby was dichten en voordragen.                                                                                                                              Hijs overleed in de zomer van 1961. Op zijn bidprentje was o.a. te lezen: "...Een eenvoudig, rechtvaardig en diep gelovig man, zo hebben we "Hijs" gekend en zo zullen we hem blijven herinneren. Een man bij wie gestage werkzaamheid samenging met een ongeschokt vertrouwen op God. Zodoende was zijn gang in alle vroegte naar de kerk evenzeer dagelijks gebruik als zijn onverdroten ijveren voor zijn gezin. Als devies voor zijn leven had kunnen gelden: bid en werk..."

 

Links foto van het 25-jarig huwelijk. V.l.n.r.: Lena, Cor, moeder, Cornelis van Rooij (vriend van Anna), voor Tonnie, Anna, voor vader, Marie, voor Jo en Coos. Op de foto de overleden Leonardus Cornelis.

             50 jaar getrouwd.

 

 

 

Het Berghem van de negentiende en twintigste eeuw was geen plaats meer van grote boeren, want vele mensen verdienden hun geld in de fabrieken in Oss: Bergoss, Jurgens boterfabriek of de slachterij van Simon de Hartog. Als het kermis was dan was er feest. Ook kende Berghem het “frolliefeest”. De meisjes gingen dan om beurten ’s winters bij elkaar voordragen zingen en plezier maken.  Voor de schoolgaande kinderen uit het Tuureind was het ongeveer een half uur lopen naar school of kerk.

 

 Leonardus Boeijen, de vader van Johannes, werd geboren in de winter van 1840. Hij trouwde eind 1869 in Berghem met Maria den Brok. Bij de nationale militie staat de geboortedatum van Leonardus foutief vermeld (15-10-1839 in plaats van 09-12-1839). Wellicht betreft het een verwisseling of is het slordigheid. In ieder geval werd Leonardus door loting vrijgesteld van militaire dienst. Hij was landarbeider en woonde op de Hondshoek. Leonardus en Maria kregen tien kinderen: Willem, Johannes, Anna Maria, Joachim, Lambertus, Willibrordus, Willebrordus Johannes, Marinus, Hendrikus en Johanna. In huis verbleef ook een kostganger: Augustinus Petrus Megens. Leonardus overleed begin 1917.

De vader van Leonardus was Joachim Leonardus Boeijen, die in 1791 werd geboren. Hij trouwde eerst met Wilhelmina van Rodijnen. In 1828 kreeg Joachim Leonardus een huisje en hofje met een grootte van twintig roede in handen voor 80 gulden. Na het overlijden van hun kind Leonardus en het overlijden van Wilhelmina, bleef hij als kinderloze weduwnaar achter in hun huisje in de Spaanderstraat. In 1830 volgde een testament van zijn vrouw en hij verkocht daarna roerende goederen voor 71,90 gulden . Vijf jaar later trouwde hij in Berghem met Wilhelmina Brands, ook wel Jukemijn genoemd. Hij kocht een huisje en hofje, groot 21 roeden en 20 elllen voor 40 gulden. Zij gingen wonen op de Hondshoek. In 1842 leende hij 100 gulden tegen een rente van 5 procent. In 1846 verkocht hij zijn huis met land weer voor 150 gulden. Hun acht kinderen heetten Wilhelmus, Lambertus, Lamberdina, Leonardus (zie hiervoor), Marcelis, Leonardus, Johannes en Maria. Zoals zo vaak in die tijd: drie kinderen stierven een dag of wat na de geboorte, één na een half jaar. Joachim Leonardus werd vierenzestig en overleed in 1856 te Berghem.

 

De geboortedatum van vader Leonardus Boeijen is 11 december 1762, maar zijn trouwdatum is onbekend. Zijn vrouw heette Maria Henrici Kuijpers. Zij was geboren in Amsterdam. Leonardus en Maria kregen zeven kinderen: Joachim Leonardus, Gerdina, Petronella, Henrica, Gerardus, Agnes en Johannes. In 1790 kocht Leonardus een huis en hof in de Spaanderstraat van Jan du Pre. Acht jaar later verkoopt hij het huis van zijn vrouw in de Helstraat aan Willem Boeijen. Daarna huurde hij een huisje op het Heijend, maar dat moest in 1807 uiterlijk op Pinksteravond ontruimd zijn, omdat het verkocht was. 

 

Joachim of wel Jan Joachim Boeijen werd gedoopt op 10 december 1719 te Berghem. Hij trouwde met Agnes van Zeeland en kreeg zeven kinderen: Joannes, Wilhelmus, Joachim , Ardina, Joanna Maria, Louis (Ludovicus) en Leonardus.  Voor zijn dood liet hij een testament opmaken: "Compareerde voor de naer te melden Schepenen van Berchem Jan Boeijen, wonende te Berchem, wel ziek te bedde leggende, dog zijn verstand en vijf sinne volkomen magtig voor zoverre ons is gebleken, de welke verklaarde niet gaarne van deze wereld te willen scheijden zonder alvorens omtrent zijn goederen onder zijn kinderen eenige dispositie gemaakt te hebben, weshalve hij alvorens en te niet doet alle voorgaande Testamente Codicillen of eenige andere makingen....Zo verklaren hij testament te prelegaten aan zijn zoon Jochem Boeijen zijn paart 't geen tans bij hem op de stal is staande of hem ten tijde van zijn dood toe komen, mits hij testateur als dan meer als een paart hebbend dan als keusen sal hebben welk paart hij sal verkiesen, zullende hij prelegateurs niet verpligt wesen wegens dit prelegaat eenige vergoeding omtrent de verder erfgenamen te doen, maar 't zelve alleen als zijn vrij en eigen goed mogen behouden en gebruiken. Verders noemt hij testateur tot zijn eenige en universeele erfgenamen alle zijn kinderen gezamenlijk met deze prelegateur Jochem Boeijen in alle zijne na te laten goederen zo vaste havelijke en erfhavelijke goud en zilver, gemunt of ongemunt, waar gelegen of gevonden wordende niets uitgezondert alle 't geene voorstaet de testateur voor geleezen zijnde verklarende dit te wezen zijn testament en uitertste willen... Aldus gedaan en gepasseerd binnen Berchem heden den Sevende Maart 1700 agt en tagtig voor een ten overstaan Geert van Vugt en jan van Poppelen."

Een week na het opmaken van dit testament overleed hij.

Afbeelding: Vechtpartij ca. 1640-1660 (monogrammist VH 17e eeuw uit Rijksstudio)

Joachim Jans Boeijen is geboren rond 1676 te Berghem, waar hij ook begraven is op de leeftijd van 76 jaar. Zijn vrouw, met wie hij in 1701 trouwde, was Arnolda Jans Aerts Hensen. Zij was een goede partij, want vader komt veel voor bij land-, huis- en erftransporten. Met haar kreeg hij maar liefst vijftien kinderen: Hendrina, Nicolaas, Joanna (één jaar oud), Joanna, Maria (overleden in geboortejaar), Petronella, Henricus Joachim, Emerentiana (zestien jaar), Elisabetha (vijf jaar), Guillielma (vier jaar), Margaretha (zes jaar), Joanna, Emberta (één jaar), Joes (elf jaar) en Jan Joachim. Dus ook hier stierven veel kinderen erg jong. In 1709 kocht hij een huis in de Laanderstraat. Ook verklaarde hij in 1715 dat hij brouwer en tapper was. Joachim had een herberg in de Laanderstraat.  In zijn herberg ging het soms ruig aan toe, als er weer eens te veel pullen bier achterover waren geslagen. Geen wonder dat hij als herbergier betrokken raakte bij menig mes gevechten in zijn herberg.

 

Johannes Henrici Boeijen (Boijen) werd geboren rond 1638 te Berghem. Hij trouwde met Nicolai (Kluske) Claessen. Hun kinderen heette: Maria, Henricus, Joachim Jans , Cornelius, Emerentia, Joanna (tweelingzus van Emke) en Antonius. Aan het eind van de zeventiende eeuw is hij overleden. Hij was de zoon van Hendrick Janssen Boeijen en Heijlke Willems.

 

Van Hendrick Janssen Boeijen weten we dat hij geboren is na 1588 en overleden rond 1654. Zijn vrouw was Heijlke Willems. Hun kinderen heetten Jan, Claes (hij vertrok naar Zeeuws Vlaanderen), Lyntgen, Peter en Jan Hendrik.

 

De vader van Hendrick is JAN BOIJEN, waar we verder niets van weten.  Met deze stamvader eindigt de reeks van de Boeijens. (10)

 

In een artikel van H.J.L. Boeijnaems-Pontus uit 1911 “Oorsprong en wapen van de aloude en adellijke familie Boeije” wordt gezegd dat Boeye een verkorting is van Bode of Boede. De naam Boije komt in de veertiende eeuw in de provincie Zeeland al voor. Rond Mechelen (B.) komen tal van familie en plaatsnamen voor met de stam Bode. De familie de Boeden uit de vijftiende eeuw was een adellijke familie met bezittingen in Zeeland. In Antwerpen stond de familie bekend als Bode, Boeije of Boije. De Boeden (Boeijen)  lijken tot de oudste familiestammen uit Europa te behoren. Of onze familie Boeijen een relatie heeft met de adellijke tak is niet bekend.

 

 

3. MIJN OMA: DE STAMREEKS VAN HELENA DEN BROK

 

 

Mijn grootvader Willem den Brok was getrouwd met Helena den Brok. Helena werd Lentje genoemd. Ze had dezelfde achternaam als haar man. Had ze ook dezelfde voorouder? We zullen het zien.

Lentje werd in 1884 geboren in Berghem als het derde kind van Sijmen den Brok en Cornelia van der Venne. Samen met Willem kreeg Lentje vijftien kinderen, waaronder mijn vader. Na het overlijden van haar man Willem moest ze alleen voor het gezin zorgen. In de oorlog brandde in 1943 ook nog de boerderij af, die Willem zelf had gebouwd. Op dezelfde plek kwam een nieuwe boerderij, waar zoon Cor ging boeren. Toen die trouwde ging Lentje op kamers wonen. Dat was op verschillende plaatsen tot ze terecht kon in het bejaardentehuis in Herpen. Aan de kinderen in het klooster schreef ze vaak brieven. Hier zo maar een willekeurige brief aan Gerard.

Bladel 20-12-52

Beste zoon,

Het is nog wel wat vroeg, maar dan zal ik toch wel het eerste zijn. Ik wensch u al vast een zalig Kerstfeest en een gelukkig Nieuwjaar en ik hoop dat u Onze Lieve Heer zal bewaren in het nieuwe jaar voor ziel en lichaam. 

Ik moet u nog vertellen, dat het vrouwtje in Herpen dood is. Nu ben ik van plan om de 7de januari te vertrekken naar Herpen. Ik ben na gisteren hier weer in Bladel gekomen. Ik ben nu 3 weken op de Koolwijk geweest. Nu is alles weer goed, maar Mientje is een mooi zoet  kindje, maar zien doet het nog niet. Het is bij Cor al een heel druk huishouden.

In Herpen is nog een heel groot ongeluk gebeurd. Jan van de Kamp brengt met de auto brood rond en heeft de vrouw van Bele uit Herpen omgereden en daags daarna was zij dood. 

Broeder Wilhelmus heeft geschreven dat hij al Maleis moet leren. Hij meent dat hij in mei benoemd zal worden voor de missie. Hij is er al voor goed gekeurd. 

Nu nog veel groeten van de eerwaarde moeder, maar vooral van uw moeder.

 

Op haar bidprentje stond de volgende tekst: "Het lezen van deze naam stemt je haast vanzelf tot nadenken. Hij roept immers in onze herinnering een authentieke , Brabantse vrouw, die, naar menselijke begrippen de gezegende leeftijd bereikte van 88 jaar. Het is de leeftijd der sterken zoals er staat in het oude testament. Sterk was ze in haar geloof, in haar begrip voor mensen. Bijzonder bleek dit uit de manier, waarop ze hield van haar man en kinderen. Want wat heeft ze die ook geestelijk sterk opgevoed. Gezegend was ze in het wijs zijn, zonder geleerdheid, een zegen was het voor haar de kinderen op hun bestemming te weten. 

Bewust heeft ze er van genoten, want tot het einde toe behield ze haar geestelijke vermogens en is ook dit geen zegen. De meeste van ons, die niet die leeftijd hebben bereikt, stemt dit tot nadenken. Want het is fijn een vrouw te ontmoeten, die de kunst verstaat om echt te leven, en dat in de volle betekenis van het woord. Voor haar was dit een christelijk leven. Ze had het lang niet altijd gemakkelijk, maar mild en zin voor humor en bijzonder onbaatzuchtig heeft ze alles gedaan, wat naar zij eerlijk meende, gedaan moest worden. Ze had een open oog voor wat zich afspeelt in de Kerk en maatschappij. En het is een benijdenswaardige geestelijke rijkdom, om dat alles te kunnen verwerken in het gelovig en (bijzonder ook later) biddend beleven van dat alles in het leven van ieder dag. Haar laatste boodschap, gezegd in haar hartverwarmend Brabantse dialect, was: 'Blijf braaf en ben blij, lief en goed voor elkaar'. Dat wilde zij ons nalaten als haar geestelijke erfenis. Aan ieder van ons ligt hierin de opdrachtom deze nalatenschap van haar werkelijkheid te maken in ons leven van iedere dag."

In 1973 overleed ze.

Dit is de ring, weliswaar later verfraaid,  die Willem aan Helena gaf bij het kerkelijk huwelijk  op 9 oktober 1905. De ring is nu in bezit van Marie-José den Brok.

 

Simon den Brok, ook wel Sijmen genoemd, is in de zomer van 1846 geboren te Berghem. Hij was vijf jaar in militaire dienst geweest. Daarna was hij landarbeider in Berghem en trouwde in 1880 te Herpen met Cornelia van der Venne, dochter van Pieter van der Venne en Helena Droomers. Hij woonde op de Kattenhoek en vanaf 1910 op de Hondshoek.

Zij kregen acht kinderen: Bernard (Bertus); Helena, die slechts ruim één jaar werd; Helena, mijn grootmoeder; Cornelis (Kil); Wilhelmina (Mien); Petronella Maria, die maar vijf maanden werd; Petrus Lambertus, die drie maanden oud werd; Petronella Maria (Nel), die ook trouwde met een Brok, namelijk Johannes Hendricus (Has) den Brok.

Toen Simon 76 jaar was, heeft hij het een en ander verkocht :..."3 gevende koeien, 2 hokkelingen, 1 kalf, 7 schutteling varkens, 25 kippen met haan, een partij stalmest, gehakt elzenhout en bonenstaken. Verschillende partijen haver, rogge, gerst, eetaardappelen, roode en witbloem aardappelen, poters, industriepoters, hooi, stroo, roggestroo, haverstroo, enz. Fornuispot van 150 liter, wanmolen, bietensnijder, zeven verschillende soorten kuipen, tonnen, pannen en potterij, gewicht en schalen. Huishoudelijke inboedel als tafels, stoelen, spiegels, schilderijen, regulateurklok, enz..." Ging hij kleiner wonen of inwonen?

 

Cornelis, ook wel Cees den Brok genoemd, werd gedoopt te Herpen vlak voor Sinterklaas in 1804. Hij trad te Berghem in het huwelijk met Maria Elisabeth van den Bogard. Zij was spinster van beroep. Ze woonden in Berghem in de Hondshoek en de Koppelsteeg. Zij kregen vier kinderen: Johannes, Sijmen, Marcellus (Sillus) en Wilhelmina. Cees overleed in 1884 te Berghem.

 

Hij was de zoon van Johannes Jan den Brok van wie de doop in Berghem in 1772 plaats vond. Johannes trouwde in 1795 met Johanna Maria van Zeeland. Zij kregen negen kinderen: Joannes (Jan Johannes), Petrus (Piet), Gerardus, Elisabeth, Cornelis (zie hiervoor), Gerardus (Geert), Anna, Gijsbertus die één jaar oud werd en Ida. In 1804 kocht Johannes Jan een (ander) huis en land in de Landerstraat voor 735 gulden. Een jaar later moest hij 600 gulden lenen. In 1807 had hij een schuld aan de procureur van Den Bosch van “vijfhondert en vijftig guldens Hollands..interest tot zes gulden van ider hondert gulden, jaarlijks tot de voldoening en aflossing”. In 1808 verkocht Johannes Jan den Brok voor 1102 gulden 1 stuiver en 4 penningen "een huis en hof gelegen te Berchem op het Duureynd."  Johannes had schulden, maar hij zou van zijn schoonvader alles erven, mits hij hem en zijn vrouw onderhield en verzorgde als ze dit nodig hadden. Gardus, de zoon van Geerd van Zeeland verklaarde in een contract in 1807, dat hij alle goederen van zijn vader zou overdragen aan Johannes Jan den Brok, schoonzoon van Geerd, als hij afzag van alle rechten op deze goederen. Johannes moest hem dan vrij houden van eventuele kosten en aanspraken. Geerd en Johannes waren verder overeen gekomen, dat hij alle roerende en onroerende goederen van Geerd en zijn vrouw zou ontvangen na hun dood onder voorwaarde, dat er geen onenigheid zou ontstaan met Geerd of zijn vrouw. Dan zou er jaarlijks contant 150 gulden betaald moeten worden door Johannes. Was er sprake van een goede relatie, dan zou hij Geerd en zijn vrouw moeten onderhouden met kost en drank zoals Geerd zou mogen verwachten. Als hij of zijn vrouw ziek zouden worden dan zou hij moeten zorgen voor behoorlijke verschoning en oppas, maar ook dat er hulp van " docters en churigijns" kwam. Als ze waren overleden, dan moesten hun lichamen behoorlijk ter aarde worden besteld en bovendien moest er nog de som van honderd guldens betaald worden voor eventuele zielmissen.

In 1839 overleed Johannes Jan, tien jaar later zijn vrouw. Het huis in de Landerstraat (tegenwoordig Burgemeester van Erpstraat) werd door de kinderen na de dood van hun ouders verkocht.

In de erfenis werd het als volgt omschreven: “Een huis en erve met aangelegen tuin en bouwland staande en gelegen te Berchem ...als huis en erve ... ter groote van zes roeden, tuin ... ter groote van vier roeden een en tachtig ellen en bouwland ...ter groote van zes en twintig roeden negentig ellen ... voor en omme de somme van zes honderd gulden.”

 

Johannes Jan was de zoon van Jan Cornelis den Brock, die in 1739 gedoopt werd en trouwde met Petronella Geurt Goliaarts. Zij kregen drie kinderen: Johanna Jan, Johannes Jan en Cornelia. Hij overleed in 1786 te Berghem.

 

Vader Cornelis Jan Nelen Brock werd gedoopt te Berghem in 1699. Op 2 november 1727 was hij in een vechtpartij verwikkeld in de herberg van Roelof Hoex. In een deel van de akte over dit incident staat: “ten huyse van Roeloff Hoex brouwer alhier questie was onstaan tussen Hendrik Jan Willem Geerits en Cornelis de Brock soo verre dat sij de bloote messen tegens anderen hadden getrocken om malkanderen te invadeeren, dat den deponendt het selve willende verhinderen een tangh hadt genomen en tussen beyde hadde geslaagen dat daar op die verschillende partije en andere van het geselschap op hem deponendt waren aangevallen onder uytbraakinge van dese woorden: gij bendt een geuse hondt, en gij bendt eeuwigh verdoemt en suldt in de hel moeten branden ...”

Hij trouwde te Berghem in 1739 met Eijke Hermen Swackenbergh. Zij kregen acht kinderen: Jan Cornelis, Maria, Johannes Cornelis, Matthias, Adrianus, Antonius, Petrus en Maria.  Cornelis kocht en verkocht regelmatig wat grond. Cornelis Jan Nelen overleed 11 mei 1774 te Berghem.

 

Cornelis Jan Nelen was een zoon van JAN NEEL BROCK en Maria Cornelissen van Oirschodt. Zo zijn we dan bij dezelfde stamvader uitgekomen als van Willem den Brok, de man van Helena den Brok.

 

 

 

4. MIJN OMA VAN MOEDERS KANT: DE STAMREEKS VAN ANNA MARIA BOKMANS

 

 

Anna Maria Bokmans, mijn oma van moederskant, werd in 1882 geboren. Ze was getrouwd met Johannes (Hijs) Boeijen. Ze overleed in 1956. Ik heb haar nog gekend. Op haar bidprentje staat te lezen: "...Zij was een vrouw en moeder in de rijkste zin van het woord.: een en al liefde en toewijding voor haar gezin; tegenover anderen vol goedheid en medeleven en daarom hield ook iedereen van haar..."

Anna Maria met Coosje

Cornelus Bokmans, geboren in 1841, was eerst getrouwd met Maria Klerks. Zij overleed bij haar eerste kind, dat dood werd geboren. Zijn tweede huwelijk was met Johanna Brands met wie hij zeven kinderen kreeg: Leonardus, Johannes, Anna Maria (overleed heel jong), Johannes, onze Anna Maria, Roelof (leefde een half jaar), Johannes, Issodorus en Francisca Johanna.  Cornelus had schulden. Af en toe had hij al geprobeerd het een en ander te verkopen, wat wel wat opbracht, maar uiteindelijk werd hij geroyeerd. Wel bleef hij nog allerlei roerende goederen verkopen.

 

Leendert Bokmans, geboren eind achttiende eeuw, was voerman.  Leendert schreef zich in voor de nationale militie. Hij werd de eerste keer (1815) uitgeloot omdat hij te jong was, maar de tweede keer (1817) werd hij vrijgesteld wegens hoofdziekte. Wat dit inhield was onduidelijk. Had hij misschien last van hoofdpijn of wellicht depressies? 

         Cornelus Bokmans.

Hij trouwde met Ida (Gijke) van Erp. Het gezin telde zes kinderen: Cornelus, Johannes Wilhelmus, Ida, Lambertus, Jan, en Roelof. In 1844 verkochten Leendert en zijn moeder een huisje voor 180 gulden. Zelf huurde Leendert een huisje op de Biekamp. Hij stond borg voor een ander voor 9,50 gulden per jaar. Daarna huurde hij een huis op de Hondshoek met hof en aangelegen land , groot ongeveer 60 roeden, voor 4 jaren met een huur van 73,50 gulden per jaar. Hij overleed op 73-jarige leeftijd.

 

De vader van Leendert was Johannes Theodorus Bokmans, ook wel Jan Dirk genoemd. Hij was in Duitsland in Haltern (Munsterland) in 1759 geboren en trok naar Berghem, waar hij in 1792 trouwde met Elisabeth van Dijk . Hun kinderen waren Leonardus, Joanna, Elisabetha, die jong stierf en nog een Elisabeth. Na de dood van Elisabeth in 1802 huwde hij in 1806 met Dina Snoecken, waarmee hij nog vier kinderen kreeg. Zelf overleed hij in 1828.

                                                                                                                                            Overlijdensakte Jan Dirk Bokmans.

 

De vader van Jan Dirk is DIRK BOKMANS, waarschijnlijk ook in Haltern geboren.  Haltern is een plaatsje in Noordrijn-Westfalen in Duitsland, dat in die tijd bij het prinsbisdom Münster hoorde.  Haltern is vermoedelijk gesticht door de Romeinen, die er een legerplaats hadden. Hij trouwde met Agnes Zondag. De kerk waartoe Dirk behoorde was de St. Sixtuskerk. Was de oorsprong een Romaanse kerk uit de elfde eeuw, werd het in de veertiende eeuw vervangen door een gotische hallenkerk.  in 1875 is de kerk afgebroken en vervangen door een nieuwe.  Bij de doop van Jan Dirk (Joes Theodor) op 17 aug. 1759 in de St. Sixtuskerk van Haltern werd als vader opgeschreven Joes Bernani Kocks en als moeder Agnetis Sontag. Is hier sprake van een naamsverandering? Ondanks allerlei naspeuringen loopt hier het spoor van de Bokmans dood.

 

 

5. MIJN OVERGROOTMOEDER: DE STAMREEKS VAN HENRICA VAN DE MOSSELAAR

 

Mijn overgrootvader Lambertus den Brok was getrouwd met Henrica van de Mosselaar, mijn overgrootmoeder. Henrica werd geboren te Berghem in 1842 en overleed in Herpen in 1884.

 

Zij was een kind van Gerardus van de Mosselaer en Petronella Strik. Gerardus werd in Volkel geboren in 1808. Het gezin telde zes kinderen: Petrus, Gerardus, Willem, Henrica, Gijsbertus en Wilhelmina. Gerardus overleed in 1882 in Berghem.

Vader Wilhelmus Petrus van de Mosselaer werd in Erp geboren in 1762. Hij werd ook wel Guillaume genoemd. Hij trouwde in 1790 te Uden met Henrica van den Hoogen. Van beroep was hij bouwman en landarbeider. In 1807 huurde hij een huis, hof, weg en bouwland te Uden voor zes jaar tegen betaling van 52 gulden per jaar. Ze woonden in Uden achtereenvolgens op Lankes, Oosterens, Schaderon en weer Lankes. Het gezin bestond uit vier kinderen: Petronella, Gerardus, Antonius de timmerman en Wilhelmina. In 1844 overleed hij in Uden.

 

Peter Petri Jansen van de Mosselaar was zijn vader. Peter was geboren in Sint-Oedenrode, maar trok naar Erp, waar hij eerst met Heijlke Adriaen Boermans uit Veghel trouwde, waarbij hij een kind kreeg, die Adriaen heette. Toen Heijlke stierf na de geboorte van het kind, wilde hij in 1760 met Gertrudis Willem Beckers trouwen. Zij werd ook Geertrui Jan Jans Goorts genoemd. Beide lieten omdat ze getrouwd waren geweest een inventaris opmaken ter bescherming van hun eerdere kinderen. Met Geertrui kreeg hij zes kinderen: Wilhelmus, Maria, Gertrudis, Hijlke, Petrus en Helena.

 

Petrus Jansen van de Mosselaer, geboren in 1695 in Sint-Oedenrode trad in het huwelijk met Ionna, Joanna of Jannigje van Aerle. Er kwamen vijf kinderen: Gerardus, Peter, Helena, Maria en Antonie

 

Jan Gerits van de Mosselaer was zijn vader en geboren rond 1670. Hij trouwde begin 1695 met Jenneke (Joanna) Teunisse. Ze kregen zes kinderen: Petrus, Catharina, Antonius, die overleed, Joanna, Antonius en Elisabeta.

Jan Gerit is zeer waarschijnlijk een broer van Jan Gerrit, die met Cathalijn Peter Aartse van den Oever getrouwd was. Deze Jan was getuige bij de doop van Elisabetha. Verder was na het overlijden van laatst genoemde Jan onze Jan behulpzaam bij het gezin en trad op als voogd van de onmondige kinderen van de andere Jan. Ook verkocht hij voor hen koren, meubelen, huisraad, beesten, hooi en stro, als mede timmerwerk van een huis met toebehoren. Gerardus, de oudste zoon van Petrus, de zoon van Jan is wellicht genoemd naar grootvader.  Hij overleed  na 1723.

 

Jan was de zoon van Gerard van de Mosselaer, geboren in 1632 in Sint-Oedenrode en getrouwd met Elisabeth Vogels, waarmee hij een gezin had van zes kinderen: Peter, Adriaen, Jan Gerrits, Cornelis, Marie en Arnoldus.

 

Jan Thomas van de Morsselaer  werd rond 1580 geboren. Hij huwde Vijfke (Genoveva) der Kinderen in 1628. Er kwam een gezin van negen: Gerarda, Peter Jansse, Jan, Gerard, Marieke, Thomas (borgmeester), Wilhelmina, Hendrick en Magdalena. In 1634 erfde hij van een tante: "...huijs, hoff, boomgaert gestaen onder de heerlijckheijt Liempde ter plaetse genoemt aent Looeijndt..."

In 1651 kocht hij "een stuck heijtvelt". In 1556 verkocht hij "...een stuck teulandts, gelegen ter plaetsche opde Coeveringe voorschreven, met een schuer daerop staende. Item ter plaetsche voorschreven voor sijn gedeelte in eenen acker teulants gelegen ter plaetsche voorschreven. Item een stucxken heij ende weijvelt genoemt de Quade coop ter plaetsche voorschreven Item een gedeelte in een stal plaetse ter plaetsche voorschreven..."

Hij was borgemeester van Varenhout en Bosch in Sint-Oedenrode. Hij bezat een huis in Olland.

 

Sint-Oedenrode dankt zijn naam aan de Heilige Oda. Zij zou volgens de legende een blinde Schotse prinses zijn, die in Luik bij het graf van Sint Lambertus van haar blindheid werd genezen. Haar vader wilde dat ze trouwde , maar ze vluchtte en kwam in een streek "begroeid met bossen, boomgaarden en groene weiden". Hier verkreeg zij een stuk grond en ontgon het. De naam "rode" betekent "ontgonnen land".

Hier werd in de twaalfde eeuw de Odakerk gebouwd. Nu staat er de St. Martinuskerk

In 1542 verwoestte Maarten van Rossum met zijn Gelderse troepen Sint-Oedenrode. In 1572 tijdens de tachtigjarige oorlog vond er een plundering van de Spaanse troepen plaats en later in 1583 staken Staatse troepen Sint-Oedenrode in brand.

De Heilige Oda.

De sint martinuskerk.

Thomas Hendrick van de Morselaer werd geboren rond 1555 in Sint-Oedenrode,  een paar jaar na de verwoesting van de stad door de Gelrese troepen van Maarten van Rossum. Hij was gehuwd met Gerartken Jan Joordens en kreeg met haar Jenneke en Jan. Na haar dood hertrouwde hij met Heijlken. Dochter Hendricxken kwam. Thomas overleed op 8 december 1618 te Sint Oedenrode. Hij was Heilige Geestmeester.

Thomas was Heilige Geestmeester. Dat werd ook wel armenmeester (in het latijn: magister pauperum) genoemd. Bijna elke stad of dorp had een Tafel van de Heilige Geest. Dat was de armenzorg. De Heilige Geest werd toen gezien als de Vader der Armen. Anders dan de naam doet vermoeden was de Heilige Geestmeester geen kerkelijke, maar een wereldlijke functionaris. De Heilige Geestmeesters hadden tot taak het beheren van de bezittingen van de Tafel van de Heilige Geest, zoals huizen en voorraden graan, en het houden van toezicht op de uitdelingen van bijvoorbeeld brood aan de armen.

De pastoor hield een register bij van armen, zwakken en oude van dagen, die gesteund moesten worden met voedsel, schoeisel, brandstof of geld. De armenmeesters waren lid van het dorpsbestuur en werkten nauw samen met het kerkelijk armenbestuur. ze waren vaak ook zelf kerkmeester. Ze beheerden de zorg en ook de H. Geestgoederen, die werden opgebouwd uit legaten en schenkingen. Elk dorp had twee armenmeesters.

De schatting is dat in de 17e eeuw zo’n 25 procent van de lagere burgerij van kleine ambachtslieden minimaal eenmaal in zijn of haar leven met de armenzorg in aanraking kwam. Het scheelde alleen erg per stad hoeveel armen er onder de bevolking waren en ook hoe de bedeling was georganiseerd. Soms leenden meer vermogende mensen aan de armenkas en ontvingen dan na een aantal jaren hun geld terug met rente.

In de gebieden, die in handen kwamen van de protestanten tijdens de Tachtigjarige oorlog, werden de Tafels van de H. geest vervangen door de diaconaten , die de armenzorg overnamen.

In Sint-Oedenrode herinnerde de Heilige Geeststraat nog aan die tijd, maar de straat heet nu na de wederopbouw na WO II Mater Lemmenstraat.

Dit gebied was in handen van de Tafel van de Heilige Geest. Hier stonden ook de Groote Hoeve en de Kleine Hoeve van Meghen. In 1733 wilde de armentafel beide hoeven verkopen. De Kleine Hoeve werd gepacht door Jan Thomas van de Mosselaer, en de groote Hoeve door Peter Thomas van de Mossselaer, beide achterkleinkinderen van Thomas. De verkoop ging niet door en de beide hoeven werden verpacht aan Aert Jacobus van de Meerendock. De hoeven stonden op de Liempdseweg 4 en 15.

 

Thomas was de zoon van Hendrick Hendricks van de Morsselaer (de Jongste). Hij werd geboren in 1525 in Oirschot. Hij trouwde met Mariken Jan Gorts. Het gezin bestond uit zes kinderen: Catharina,  Heijlwich, Hendrick, Marieken, Jenneke en  Thomas. Hendrick kreeg in 1505 van Beat Sijmen een pacht van een half mud rogge, waarvan huis en tuin in de herdgang Straten als onderpand diende.

 

De naam Oirschot komt van "schot', wat hoger gelegen land in moerrassig gebied"betekent. En "oir" (de i is een verlenging van de o) komt waarschijnlijk van "oer', wat duidt op ijzerhoudende grond. Misschien is Oir ook bedoelt als "aar'', wat op een waterrijk gebied duidt.

Oirschot (inclusief Best) kende acht herdgangen (buurtschappen): Kerkhoven, Spoordonck, Hedel, Notel, straten, Aerle, Naastebest en Verrebest.

 

Het oudste gebouw in Oirschot is de Mariakerk, later ook boterkerk genoemd. Het was een kapittelkerk, gewijd aan Maria, waaraan elf kanunniken verbonden waren. De kerk zelf was een Romaans tufstenen zaalkerk uit de twaalfde eeuw. De naam boterkerk dateerde van de zeventiende eeuw toen het als boterwaag in gebruik was.

De Mariakerk van Oirschot.

Hendrick was de zoon van Hendrick Jan Hendricks van de Maerselaer. Hij huwde Aleijt Goijaert van den Langeneep. Er kwamen zeven kinderen: Goijaert, Kathalijn, Aleijt, Willem, Hendrick (de Oudste), Jan en Hendrick (de Jongste). Het gezin woonde in Oirschot in de herdgang Aerle.

Hendrick werd zo'n vijftig jaar. Zijn dochters kregen voor bewezen diensten een pacht van 1 mud rogge. De kinderen kregen in 1510 via een schepenbrief een pacht van 1 mud rogge, waarvan onderpand was een stuk land (de Groot Braak), gelegen in herdgang Aerle. Daarnaast kregen ze ook een jaarlijkse rente van 1 rijksgulden van een beemd van 2 bunder in de herdgang Aerle, gelegen aan de Nuwen Dijck.

Goijaert, zoon van Hendrick, werd om het leven gebracht door een zekere Gerard. Het was een ongeval met doodslag. De dader moest voor 350 zielemissen zorgen en een bedevaart naar Rome maken. Ook mocht hij niet meer in Oischot komen. In een zoenbrief van twintig jaar later werd de dader vergeven en mocht hij, als hij wilde weer in Oirschot wonen.

 

De vader van Hendrick was Jan Hendricks van de Schoet. Hij werd geboren in 1423 te Oirschot. Zijn vrouw Katharijn Hendrick Zibben van Elsbeke beviel van negen kinderen: Claes, Gerit, Heijlwich, Ariken, Heilwich, Henrick, Willem, Jan en Elisabeth. Hij verkocht een stuk beemd in herdgang Verrebest. Hij overleed in 1470.  De kinderen verkochten een pacht van een half mud rogge, waarvan huis en tuin in herdgang Aerle als onderpand diende en ze kochten een stuk land 't Scoetken aan het Bollekenseid in Aerle.

 

Hendrick Luppen van der Schoet kwam in 1397 ter wereld in Oirschot. Hij trouwde met Heilwich Henrick Knapen. Hun zeven kinderen heetten Berta, Hadewich, Henrick, Willem, Jacob, Luppert en Jan. Hendrick overleed in 1445.

 

De vader van Hendrick was Luppert Hennes van der Schoet. Hij werd rond 1345 geboren. Van een onbekende vrouw kreeg hij zes kinderen: Willem, Luppert, Heilwich, Jan, Lysbeth en Hendrick.

 

Dan komen we bij Hendrick Jan van der Schoet, die geboren was rond 1325 en vier kinderen had: Luppert, Jan, Peter en Henrick. Hij kocht een erfpacht van een halve mud rogge. Ook kocht hij een stuk land, genaamd "den Stert" en "Hardenbeemd", gelegen in Aerle. Ook verkreeg hij de helft van een stuk land "Groot Braak" in Aerle.

 

Stamvader is JAN VAN DER SCHOET. Hij kwam rond 1297 ter wereld in Oirschot en overleed rond 1350. Zijn kinderen waren Henrick, Lippen, Rutger en Goossen.

 

6. MIJN OVERGROOTMOEDER VAN MOEDERSKANT: DE STAMREEKS VAN MARIA

     DEN BROK.

 

Maria den Brok was de moeder van de vader van mijn moeder.We zullen zien, dat ook zij dezelfde voorouders heeft als mijn vader, mijn opa en mijn oma.  Zij werd geboren te Berghem in 1842. Op 10 november 1869 trouwde zij met Leonardus Boeijen. Zij zette tien kinderen op de wereld: Joachim, Johanna, Willem, Johannes, , Lambertus, Willebrordus die maar drie maanden oud werd, Marinus, die ook nog geen vier maanden leefde, Anna Maria, Hendrikus die twee maanden leefde en Willibrordus. Het gezin woonde op de Hondshoek.

Maria overleed in 1922 te Berghem.

 

Haar vader Johannes den Brok werd in 1806 geboren. Hij werd ingeloot voor militaire dienst en in 1825 ingedeeld als milicien voor de tijd van vijf jaar (!) in het vijfde regiment infanterie. Hij werd fuselier. Een fuselier was een type soldaat dat aan het einde van de 17e eeuw ontstond. Hij werd vernoemd naar zijn wapen, het 'fusil'; dit was een vuursteenslotmusket dat lichter en korter was dan het lontslotmusket dat door de musketiers werd gehanteerd.

Zijn signalement luidde: “lang 1 ellen, 6 palmen, 2 duimen, 6 strepen. Aangezigt: ovaal; voorhoofd: hoog; oogen: grijs; neus: ordinair; mond: idem; kin: rond; haar: bruin; wenkbrauwen: idem; merkbare tekenen: een lidteken aan het voorhoofd.”

In 1841 trouwde hij met Anna Maria van Limburg. Ze kregen drie kinderen: Maria, Johanna Maria en Francina. Hij woonde op de Hondshoek. In 1853 stierf hij.

 

Johannes was de zoon van Piet Cornelis den Brok. Piet werd in 1751 geboren Hij trad in het huwelijk met Maria Lindert van Dijk in Herpen in de hersfst van 1785. Ze kregen tien kinderen: Cornelis, Leonardus (werd twee), Leonardus, Yda, Maria, Johannes (leefde een half jaar), Wilhelmina, Joannes en Johanna. Hij kocht in 1797 voor 1314 gulden "huis en hof, groot 5 vatz." Hij mocht vier en een half jaar doen over de betaling. Vier jaar later verkocht hij "een perceel land, genaamd het Elsthof, groot 6 vatz.." Piet overleed te Berghem in 1820.

 

De vader van Piet was Cornelis Jan Nelen Brock. Hij was in 1739 gehuwd met Eijke Hermen Swackenbergh. Hij kreeg met haar acht kinderen: Jan, Maria, Johannes, Matthias, Adrianus, Anthonius, Piet en Maria. In 1736 kocht hij voor 90 gulden "voor den tijt van drie jaren en soo voorts van drie tot drie jaaren in erfbelening van Peter Gerits een perceel teullant groot omtrent een vaatzaat en tien roeden leggende onder Berchem ter plaatse genaamt den Elsthof..." Twee jaar later kocht hij "een perceel teullant groot omtrent een vaetsaet leggende onder Berchem ter plaatse genaamt Gansacker..." In 1745 verkocht hij "aan Gerrit Dirxe Lieverinx, ruyter onder het regiment garde te paert in dienste der Verenigde Nederlanden voor 101 gulden en 5 stuivers een parceel teulland, groot een lopense..." In 1751 leende hij honderdvijftig gulden tegen 4 procent rente.

Ook leende hij ergens anders 70 gulden, die hij een jaar later zou moeten terug betalen met drie gulden rente. Daarna kocht hij " ... seker huys en hoff groot ontrent een en een half lopense gelegen onder desen dorpe van Berchem ter plaetse genaamd Duurijnd " .

Vervolgens verkocht hij voor 100 gulden "een parceel teulland omtrent een half lopense leggende onder desen dorpe van Berchem ter plaatse genaamd de Vaalstrepen.." Dan kocht hij weer voor 6 gulden en 11 stuivers "een parceel teullant leggende ter plaatse genaamd op de Groote Halve Mergen, groot omtrent 2 lopense..." Hij overleed in 1793.

 

Cornelis Jan Nelen Brock was een kind van Jan Neel Brock, mijn rechtstreekse oudvader, hiervoor al beschreven.

7. MIJN BETOVERGROOTMOEDER: DE STAMREEKS VAN PETRONELLA VERWAAIJEN.

 

Petronella Verwaijen werd op 17 januari 1803 gedoopt te Berghem. Zij trouwde op 11 juni 1831 met Cornelis den Brok. Cornelis was arbeider. Het gezin huurde in 1842 een woning op de Hondshoeksestraat 10, waarvoor ze 27 gulden moesten betalen. Borgen waren Johannes van de Poel en Hendrik van Boekel, allebei zwagers van Cornelis; ze waren alle drie met een dochter van Lambertus Verwaijen getrouwd. Er kwamen zeven kinderen, maar alleen Johannes en Lambertus werden volwassen. Ardina werd geboren begin 1833, maar overleed vrijwel meteen. Antoinetta werd nog geen vier jaar oud. Ardina leefde maar zeven maanden. Lambertus werd op 20 februari 1840 geboren . Daarna kwam Antoon. Hij werd twee jaar. Tenslotte werd Jenneke (Johanna) geboren op 22 november 1843, maar ook zij overleed op veertienjarige leeftijd.

Petronella overleed op 5 februari 1864 te Herpen en Cornelis op 7 oktober 1873 .

 

Petronella was een dochter van Lambertus Verwaijen. Lambertus werd geboren op 15 januari 1754 te Berghem. Hij was bouwman d.w.z. landarbeider. Hij trad op 17 april 1788 te Berghem in het huwelijk met Antoinetta van Loosbroek. Er kwamen zeven kinderen. Hermanus was de eerste. Elisabeth kwam. Ze werd 22 jaar. Vervolgens werd Agnes geboren. Margaretha kwam hierna en werd nog geen twee jaar. Toen was er nog een Margaretha, vervolgens Petronella en tenslotte Johannes.  In 1800 vroeg Lambertus na een zeer late zomervorst kwijting aan de overheid vanwege het bevriezen van de boekweit tussen 14 en 17 juli. In 1802 verkopen ze 3,5 hond weiland. In 1809 verpachtten de borgemeesters van Deursen en Dennenburg de gemeentestraten. Lambertus pachtte de straat over de grote wetering voor 16 gulden en 8 stuivers.

Antoinetta overleed 12 september 1809 en Lambertus 13 december 1824 te Berghem. In 1837 vond er onder de kinderen van Lambertus en Antoinetta een deling van goederen van hun ouders plaats.

 

De vader van Lambertus was Peter Verwaijen. Hij trouwde 5 november 1752 te Berghem met de vierentwintig jarige Maria Bueters. Er kwamen zes kinderen: Lambertus, Johanna, die bijna twee maanden werd, Walter, Johanna, Elisabeth en Jacob.  Maria overleed op 9 juli 1787 en Peter op 16 september 1799 te Berghem.

 

Veel genealogen nemen nu de informatie van Willem Verwaijen uit "Genealogie Verwa(a)ijen" uit 1993 over en gaan er vanuit, dat Jacobus Verwaijen Jacobus Reijs is, een zoon van Joannes Theodorus Verwaijen uit Neerloon. Nader onderzoek geeft aan, dat dit niet klopt. De vader van Petrus Verwaijen, gehuwd met Maria Bueters, is niet Jacobus Reijs (Verwaijen), maar een Jacobus Tonie Verwaijen.   Het patroniem Antonius komt voor bij Jacobus, bij zijn zus Henrica (getuige bij een kind van Jacobus) en bij broer Adrianus. Onze Jacobus Verwaijen is gedoopt te Berghem op 26 september 1679. Hij trouwde in Berghem met Johanna Petri Dupree. Zij baarde acht kinderen: Antonius (Toni), Petrus , nog een Petrus die 9 jaar werd, Dymphna, Bertha, Johannes, die 5 jaar leefde, Gerardus, die drie jaar werd en Petrus. De vijfjarige Johannes en de driejarige Gerardus stierven op dezelfde dag in Megen. Wat er gebeurd is, is onbekend. Jacobus overleed op 23 augustus 1724 in Berghem.

 

Het is duidelijk dat een Antonius (Verwaijen) de vader moet zijn. Het volgende probleem doemde op. Nergens was een passende Antonius Verwaijen te vinden.  Wel een Antonius Peters ( mogelijk Peters Rutten). Hij zal zo rond 1650 geboren zijn en huwde met een Henrica (Hendrina) rond 1675. Ze hadden de volgende kinderen: Joanna (werd mogelijk 17 jaar), Jacobus, Petrus, Adrianus en Henrica. 

 

De vader van Antonius is waarschijnlijk een Petrus Rutten, die rond 1625 geboren moet zijn en rond 1650 gehuwd kan zijn. Hij is mogelijk 4 november 1705 te Berghem begraven. Als kinderen had hij in ieder geval Antonius en Helena en waarschijnlijk ook nog andere kinderen. 

 

Een probleem is de verdwijning van de naam Verwaijen. Waar is die naam vandaan gekomen?

Misschien via de moeder? Als Hendrica een dochter zou zijn van een Verwaijen dan zou de herkomst van de naam te verklaren zijn. Probleem is weer, dat er geen passende Hendrina (Henrica) te vinden is. Toch moet er ergens een connectie met de Verwaijens zijn. Daarom gaan we uit van voorlopig de enige mogelijkheid, namelijk dat een Ruth Verwaijen de vader is van Petrus. 

Ruth Verwaijen werd rond 1585 geboren in Nijmegen. Hij huwde met Hendricksken (Hanrisken) Gerritsen. Ze kregen in 1615 een dochter Dircksken. Ruth verkocht in 1618 grond in Neerbosch. Mogelijk had hij meer kinderen, waaronder Petrus, die in Berghem terecht kwamen.

 

Petrus Verwaijen was de vader van Ruth. Hij werd rond 1550 geboren in de Lingewaard. Met wie hij getrouwd was, is onbekend, mogelijk heette ze Anna.  Wel kreeg hij veertien kinderen: Gerardus, Henricus, Ruth, Mechtilde, Henrisken, Johannes, Petrus, Anna, Gijsbert, Ideken, Beeltjen, Dirck, Sibilla enTönisken. Petrus was ook landbouwer en hij werd op 4 september 1581 als opvolger van Steven Kirkhoff door Wilhelm, graaf van Bergh, benoemd tot Waardgraaf van de Bergische Waard onder Pannerden en tot Werkmeester op de dijken in de Bijland en Pannerden.  Waarden zijn de polders, het aangeslibte land bij de rivieren. Drie keer per jaar kwamen de Dijkgraven (en Heemraden) onderzoeken of iedereen voldoende onderhoud pleegde aan zijn deel van de dijk, want elke grondbezitter was verantwoordelijk voor zijn stuk dijk.

 

De vader van Petrus was ook een Petrus Verwaijen. Zijn geboorte was omstreeks 1515. Hij was getrouwd met een Gerritje (Gerarda). Ze hadden vier kinderen: Gerrit, Johan, Petrus en Hanrick. Ze woonden in een huis met erf in de Pepergas in Nijmegen, wat na de dood van Peter op 17 december 1562 verkocht werd.

 

Henrick Verwaijen was de vader van Petrus en Johan. In 1493 werd hij geboren in Nijmegen. Van een onbekende vrouw kreeg hij genoemde twee kinderen. Henrick wordt in de stadsrekenboeken van de gemeente Nijmegen (Gemeentearchief) meerdere keren genoemd. In resp. 1522, 1525, 1526, 1527 en 1528 wordt zijn naam gespeld als Verwaeden of Verwaden. In 1523, 1539, 1540 en 1541 luidde de naam daarentegen Verwaeijen en Verwaijen.. Dit is tot nog toe de enige keer dat gevonden werd, dat een en dezelfde Verwaaijen in de genealogie afwisselend zowel de mogelijke "oervorm" van de familienaam (d.w.z. met de letter D er in) als de later gebruikelijke versie voerde.

 (uit genealogie Verwa(a)ijen, blz. 55)

Detail uit de kaart van Christian sGrooten van de Liemers (1574)

Nijmegen vanaf de Lentse oever uit "Civitas orbis terarum III" van G. Braun en F. Hogenberg uit 1571.

Gezicht op de stadszijde van de Borchtpoort.

Ketting met beugel, ingemetseld in de boog van de Borchpoort

Een Middeleeuwse stad had houten huizen, maar ook veel stenen huizen die nog strooien daken hadden. Een brand kon dan ook catastrofale gevolgen hebben voor de stad. Zo huurde Henrich Verwaijen in Nijmegen van het stadsbestuur in 1540 een "huijsken aan die Borchpoirt". Daarvoor moest hij drie gulden in twee jaar betalen. Een jaar later kwam het stadsbestuur al met een subsidie om zijn strooien dak te vervangen voor een leien of pannen dak, dat minder brandgevaarlijk was. Hij kreeg "op sin dack betaelt 3 gl." om het te voorzien "van 't harde dack".

 

De Burchtpoort was een van de drie stenen toegangspoorten tot de stad toen in de 14e eeuw de eerste dubbele stadsomwalling met grachten werd aangelegd. Met de afbraak van de eerste stadsomwalling in 1526 verloor de Burchtpoort zijn oorspronkelijke functie. De poort is daarna gebruikt als gevangenis en vlak voor de Burchtpoort, lag een beroemde executieplaats. Een ketting met beugel waar lichamen van misdadigers aan werden gehangen, die was ingemetseld in de boog van de Burchtpoort, is nog bewaard gebleven.

 

Henricks vader heette Hendricus Verwaeije. Geboren is hij rond 1455 in Duffelt (Ooij-Persingen). Twee kinderen kreeg hij: Henrick en Meken. Hij was landbouwer en genoot het nodige aanzien, want hij werd gerichtsman in de Ooij in 1494. Hij assisteerde de rechter en was lid van het schepencollege. Zo is er een akte waabij hij als richter vernoemd wordt, wanneer Gerrit , Heer van Ooij, twee stukken land in de Ooijpolder verkoopt.

 

                                        Een buitenverblijf in Persingen (1571)

De in 1494 opgemaakte akte, waarbij Hendricus Verwaeije genoemd wordt als gerichtsman in de Ooij. uit: Verwaijen geschiedenis -Tom verwaijen. (www.tomverwaijen.nl)

 

De stamvader is een NN. VERWAIJE, die omstreeks 1425 in Duffelt wed geboren en twee kinderen kreeg: Hendricus en Rutger.

 

 

De oorsprong van de Verwa(a)ijens moet, volgens Tom Verwaijen (Verwaijen geschiedenis) , gezocht worden in het gebied waar Rijn en Waal zich splitsen. In het verleden hebben de mensen zich hier moeten verdedigen tegen de vele overstromingen. Er ontstonden vele kolken: diepe plassen, die "wiel" of "waai" of "wade" werden genoemd. Waarschijnlijk ligt hier de oorsprong van de naam.

De heer A.G. van Dalen legt verband tussen het oude, riddermatige geslacht van de Waeden en de Verwaaijens. In zijn boek "Rondom het Tolhuys aan Rijn en Waal (Walburg Pers 1972) zegt hij: "…De ridders ind knechten ofwel "guede luyden" waren veelal uit geslachten als van Hoeckelum, van der Meer, later Vermeer; van der Waden, later Verwa(a)ijen; die Beijer, die Meij, van Avelaick, ed., wier voorzaten in de 13e en 14e eeuw aangetroffen worden als dienstlieden en leenmannen van de landsheren, alzo "gemeine erven van hoeghen en leghen adel ...". En in zijn boek "De Gelderse historie in de Liemers"(Nijgh en van Ditmar): "…Werner ter Waden, wiens vrouw tot de dienstlieden behoorde, was wellicht een vertegenwoordiger van het geslacht van der Waden, dat te Pannerden en te Herwen in de 14e en 15e eeuw veelvuldig wordt aangetroffen. Het zal afkomstig geweest zijn van het huis "Die Waede" of "De Poll" onder Huissen ...".

Tekening van het Huis "Pol" door . Stellingwerf (1629) (Gemeentebibliotheek Rotterdam)

 

"Wij, Jan van ter Waden, Richter in de Overbetu..." is het begin van de akte van 5 februari 1338 (Verwaijen geschiedenis - Tom Verwaijen. www.tomverwaijen.nl)

Dit goed "Die Waede" of "De Waeij" of "De Pol" lag iets tenzuiden van Arnhem, vlak bij Angeren.

De oudste vermelding is uit een oorkonde van 8 juni 1347. Het goed, voortgekomen uit een ridderhofstede van een eenvoudige woontoren met bijgebouwen, was in handen van de Bilandts, die er nooit gewoond hebben. Waarschijnlijk wel de eerste Verwa(a)ijens.

A.G. van Dalen haalt in zijn boek "Uit de oude historie van Pannerden" de eerste vermelding van een van der Wade aan, wanneer er in 1260 sprake is van een huwelijk, waarbij deze aanwezig is: "...Jan van der Wade aangetroffen uit een ministeriaal geslacht, afkomstig van een huis bij Angeren, waarvan een tak zeker vanaf de 14e eeuw in Pannerden was gevestigd ..."

Ministerialen waren ridders, die in dienst stonden van een landsheer.

 

Nog een Van der Waden, die ook richter was, was Jan van ter Waden. "Op 5 februari 1338 (Op Sente Agathendaghe jonckvrouwe) Jan van ter Waden, Richter in de Overbetu, oorkondt dat Gese Coppers heeft overgedragen........" (Bron: Archief Commanderij van Sint jan te Arnhem, regesten nr.90, oorspr. invnr. 266, met het zegel van de oorkonder, waarvan het randschrift geschonden is).

De conclusie van Tom Verwaijen is, dat het alleszins aannemelijk is dat de Verwa(a)ijens afstammen van de Van der Waeden's. De eerste sporen zijn dan te vinden op de grens van Huissen en Angeren.

8. MIJN OVERGROOTMOEDER VAN OMA'S KANT: DE STAMREEKS VAN CORNELIA VAN DE VENNE. 

 

Tot Schaijk behoren de buurtschappen Mun, Gaal, Schaijkse Hoek en Zandstraat. In 1421 kwam er een kapel tussen Mun en Gaal. Vanaf 1600 is Schaijk zelfstandig, want in 1491 had het al eigen schepenen. In 1648 werd het ook een zelfstandige parochie en in 1810 een zelfstandige gemeente.

De oudste vorm van Schaijk is "Scadewic" of "Schadewijk". "" Wic" of "wijk" betekent nederzetting. "Scade" kan lommerrijk betekenen, maar kan ook te maken hebben met "schoot" of "schaat", waarmee de de verdeling in een perceel bedoeld wordt na de ontginning. Zo zou er een nieuwe nederzetting ontstaan kunnen zijn, waarvan de naam via "Schaatwijk" naar "Scadewijk" en naar "Schaijk" gegaan kan zijn.

In het mirakelboek van Onze Lieve Vrouw van 's-Hertogenbosch staat de plaats in 1383 vermeld als "Scaeijwic in de prochie van Herpen", wanneer Lijsbeth, de dochter van Roelof Moliaert, wonderbaarlijk genezen is van de vallende ziekte.

 

Cornelia van der Venne werd op 16 oktober 1850 te Schaijk geboren. Als veertienjarige was ze opgepakt voor diefstal en kreeg ze twee dagen hechtenis (13 augustus 1865). Wat ze had gestolen is niet bekend. Er is nog wel een beschrijving van haar. Beroep arbeidster; lengte 1.44; aangezicht lang; voorhoofd breed; mond groot; ogen blauw; haar blond; neus groot; kin rond; wenkbrauwen blond.

                                                                                                     Inschrijvingsregister gedetineerden Grave: Cornelia van der Venne (arch. 17 inv. 20)

 

Ze trouwde op 16 februari 1871 te Herpen met Petrus Janssen, maar Petrus overleed al op 6 juni van dat jaar. Op 5 februari 1880 trouwde ze te Herpen met Simon (Sijmen) den Brok. Ze was toen dertig jaar. Ze zette acht kinderen op de wereld: Bertus (Bernardus); Helena, die één jaar oud werd; weer een Helena (Lentje), mijn oma; Kil (Cornelis); Mien (Wilhelmina);

Petronella Maria, die maar vijf maanden leefde; Petrus Lambertus, die drie maanden oud werd; en Nel (Petronella Maria). Cornelia overleed op 18 juni 1922, tweeënzeventig jaar oud. Vijf jaar later stierf Simon.

 

Cornelia was een dochter van Peter van der Venne. Peter werd op 22 oktober 1816 geboren te Herpen. Hij trouwde 13 mei 1848 met Helena Dromers. Er kwamen twee kinderen: Johannes en Cornelia. Na de geboorte van Cornelia knapte Helena niet meer op en stierf nog geen maand later. Iets meer dan een jaar later hertrouwde Peter op 19 februari 1852 met Theodora Maria Schippers. Er kwamen nog elf kinderen: Leonardus, Leonardus, Gerardus, Lambertus, Hubertus, Martinus, Arnoldus, Cornelus, Elisabeth, Wilhelmus en Nicolaas.

De vader van Peter nam in 1833 een obligatie van 180 gulden t.b.v. het loterij fonds te Ravenstein voor zijn zoon Sebert, die in Hooge en Lage Mierden in militaire dienst zat, Peter die dienstknecht was in Reek en voor Wilhelmina, die in Velp woonde. In 1855 werden onroerende en roerende goederen verkocht na de dood van de vader van zijn overleden vrouw Helena, waarin hij mocht delen. De roerende goederen brachten 351 gulden 70 op.

In 1876 tekende hij een schuldbekentenis voor een hypotheek. Een jaar later is er een openbare verkoop van afbraak en hout voor 44 gulden 50.  In 1883 werd de hypothecaire inschrijving doorgehaald. In 1898 verkocht hij aan een familielid Willem van der Venne huis, stal, erf, tuin, bouw- weiland, heide en dennenbos voor 1100 gulden.                                                                         Peter overleed op 23 november 1902 te Schaijk.

 

Cornelius van der Venne was de vader van Peter. Cornelius werd op 4 oktober 1776 geboren te Herpen. Drieëntwintig jaar oud trouwde hij met Johanna van Hoogstraten te Ravenstein. Er kwamen zeven kinderen: Elizabeth (Maria Elizabeth), Anna Maria, Aldegundis, Sebertus, Peter (Petrus), Wilhelmijn en Wilhelmus (die acht jaar werd).

Op 24 oktober 1803 kochten Cornelius en Johanna van de borgemeesters voor 19 gulden en 4 stuivers een afgemeten hoek gemeentegrond bij zijn erf, groot een half vaatsel.

Johanna overleed begin 1819, waardoor Cornelius voor het gezin opnieuw trouwde op 25 februari 1822 met Adriana Peters. Na de dood van Adriana trad Cornelius voor de derde keer in het huwelijk op 14 augustus 1830 met Johanna Wilhelma van Maasdijk.

 

Wilhelmus van der Venne, Cornelius vader, werd op 14 augustus 1742 geboren. Hij trouwde op 2 oktober 1764 te Ravenstein met Anna Maria Wilbers Tijssen. Er kwamen elf kinderen: Allegonda, Martinus (jong overleden), Maria Anna (jong overleden), Richardus, Nicolaus, Antonia, Petronella, Cornelius, Maria Anna, Walterus, Martinus. Het gezin woonde in de Zandstraat in Herpen.

Van tante Ida erfde hij in 1761 een zesde deel van haar bezit. In 1768 tekenden Willem en Anna een schuldbekentenis van 150 gulden aan de Katholieke Armen van Ravenstein, waarbij hun huis en hof aan de Woij in Herpen onderpand is. In 1772 bekenden ze 200 gulden schuldig te zijn aan de Latijnse School te Ravenstein. Onderpand is hun huis en hof, groot circa 5 morgen, gelegen aan de Erfdijk, plus nog 3 morgen weiland te Herpen.

Wilhelmus overleed 24 maart 1819.

 

Wilhelmus was de zoon van Wouter (Wolterus ) van der Venne. De doop van Wouter vond op 30 september 1704 te Schaijk plaats. Wouter huwde op 26 november 1737 Allegonda Paulussen. Ze kregen een kind: Wilhelmus . Wouter woonde ook aan de Wooij en had daar een hoeve met landerijen.

Door de dijkdoorbraken (Beerse Maas) ontstonden er "wielen" (doorbraakkolken). 

De Wooij met erachter de Hertogswetering

Het gerestaureerde heilige huisje van Sint Rochus

Zo'n wiel werd ook wel "wooij" genoemd. De Hamelspoel, die ook de naam "Wooij" droeg is zo'n wiel. Het ligt vlak bij de Hertogswetering. Aan het begin van de Wooij stond (staat weer) een Heilige Huisje, gewijd aan de Heilige Rochus, beschermheilige tegen o.a. de pest. Kerkmeester svan Herpen lieten begin oktober 1786 lindenboompjes bij het huisje planten, maar het huisje was nog ouder. In 1637 schreef de pastoor in een nog onbeschreven kerkregister op de eerste bladzijde: "Tempore pestis" (In de tijd dat de pest heerst.) Toen was er het huisje al.

Wouter overleed 23 november 1779 te Herpen.

 

Wouters vader was Hendrick van der Venne, ook wel Henricus Hermans in 't Ven genoemd. Hendrik werd op 15 juni 1665 gedoopt in Schaijk... Hij trouwde op 26 januari 1698 met Joanna Gerards van Helmondt. Ze kregen zes kinderen: Wouter, Marij (Maria), Hermke (Hermina), Ida , Dirck (Derck) en Jenneke, die maar vijf jaar werd.

Na de dood van Joanna hertrouwde Hendrick op 19 februari 1708 met Lijsbeth Willem Visschers uit Langel. Ze kregen nog vier kinderen: Johannes, Margaretha, Wilhelmus en Dominicus.

In 1732 tekende hij een schuldbekentenis van 200 gulden voor Erke van den Heuvel. Onderpand was zijn huis en hof en bouwland te Schaijk in 't Ven en een weikamp in het Rietbroek.

In 1733 bekende Hendrick 50 gulden schuld te hebben aan de Armen van Herpen. Onderpand was zijn huis en hof te Schaijk aan 't Ven.

In 1749 was de schuld afgelost. Hier zien we de naam van het gebied "in het Ven" in Schaijk, waar de familienaam dus zeer waarschijnlijk vandaan komt.

Na de dood van Willem, de vader van zijn eerste vrouw Joanna, in 1749, vond er een erfdeling plaats, waar de kinderen van Hendrick ook in deelden. Ida van der Venne erfde De Veeringh (drie morgen weiland). Derck kreeg de Daelde (8 hont weiland). Wouter kreeg twee morgen in de Ganzeweij, vier akkers op de Buijtenstraet van 2 hont met het delleke en het buske; Vijf akkers op ‘t Meulevelt; 20 gulden uit de boedel; 85 gulden van lot 3; 30 gulden uit de obligaties. Hermijn van der Venne: Twee morgens in den Heijcamp; een halve morgen bouwland naast Mulders campken, genaamd Voorerven; 12,50 gulden uit de boedel; Anderhalve akker bouwland naast Aeltje van Haren op ‘t Molevelt; 150 gulden uit de obligaties; 20 gulden uit 9 kannen erfpacht.

                                                                                     Schuldbekentenis (1735)

In 1770 stierf dochter Ida. Zij was "geestelijk dochter"Een geestlijke dochter (filia devota) was een half religieuse, een katholieke maagd, die ten over staan van een priester of andere geestelijk de belofte aflegde van kuisheid. Ze verbleven in eigen woninkjes of thuis. Vaak werden ze klopjes of kwezels genoemd.

Zus Maria erfde al haar kleren, tinnen en koperen goederen. Broer Wouter krijgt een legaat van 150 gulden en 50 gulden was voor haar halfbroer Dominicus.

 

Hendrick was de zoon van Herman in 't Ven. Rond 1658 trouwde hij met een Ida, waarmee hij zeven kinderen kreeg: Hendrick, Ida (IJtgen), Lambert, Jenneke (Jacobine), Jan, Maria en Teunisken. Ze woonden aan de Bruinsteeg en hadden daar een huis met hof, 4 morgen goot.Verder hadden ze nog grond bij de Kerksteeg en in het Rietbroek. Herman overleed op 30 april 1700.

 

De vader van Herman is JAN HERMANS IN 'T VEN , geboren ca. 1595 en gehuwd met Erken Peters. Voorlopig is hij de stamvader.

9. DE MOEDER VAN DE VADER VAN DE MOEDER VAN MIJN MOEDER: DE STAMREEKS

VAN JOANNA BRANDS.

 

Joanna Brands werd op 27 juli 1846 te Berghem geboren. Ze trouwde op 6 mei 1876 te Berghem met Cornelus Bokmans, die al getrouwd was geweest met Maria Klerks. Zij was overleden bij de geboorte van een levenloos kind. Joanna baarde negen kinderen: Anna Maria, die jong overleed; Johannes, die maar drie maanden leefde; Anna Maria, de moeder van mijn moeder; Leonardus, die dertien jaar werd; Isodorus, die ook als kind overleed; Roelof, die maar een half jaar werd; Francisca Johanna, die ook binnen het jaar overleed; Johannes, die als baby overleed en een Johannes, die 32 jaar werd;

Zelf overleed Joanna op 19 juni 1894 te Berghem. Ze was toen 47 jaar.

 

Joanna was een dochter van Joannes Jan Brands. Jan was op 9 december 1815 te Berghem geboren.

Op 31 mei 1845 trouwde hij te Berghem met Joanna Maria van Erp. In 1846 sloot Joannes Jan een obligatie af van 850 gulden tegen 5 % rente, waarbij zijn ouders Jan en Antonia borg waren.

Hij kocht "Een Huis en Erve staande en gelegen te Berchem sectie B No. 729 groot 7 roeden 20 Ellen. Een perceel Bouwland gelegen aldaar sectie B No. 728 groot 52 roeden 90 Ellen.... voor de somme van beiden en behalve de kosten f. 670,-."

De volgende kinderen werden geboren: Joanna, Jan, Regina, Antonius die binnen drie maanden overleed, Antonia die zeven weken leefde, een doodgeboren kind, Willem die anderhalf werd en tenslotte nog een doodgeboren kind. Joannes Jan overleed op 22 april 1890, 74 jaar oud.

 

Joannes was de zoon van Jan Brands. Jan werd op 27 november 1786 te Berghem geboren. Hij trad op 3 februari 1814 te Berghem in het huwelijk met Antonia Boeijen. Het gezin telde vier kinderen: Johannes Wilhelmus, Maria, Anna Maria en Joannes Jan.

In 1858 vond er een erfdeling plaats van de boedel van moeder Antonia, die enkele jaren eerder was overleden. Vader en de kinderen deelden.

Joannes Jan stierf 83 jaar oud op 29 maart 1870.

 

Petrus Gosen Brands was de vader van Jan. Hij zal rond 1750 op de wereld zijn gekomen.

In november 1772 zou Piet op de markt in Oss Francis van Dudecom en zijn zus hebben aangevallen. Er waren twee getuigen en na het incident zouden Francis en zijn zus naar huis zijn gegaan om zich te laten verbinden.

Op 30 april 1780 huwde hij in Berghem Christina de Laat. Er kwamen negen kinderen: Gerardus die als kind overleed, Cornelia, Antonius, Jan, Gerardus, Joanna Maria, Adrianus, Petrus en Cornelia.

Lammert Strik spande een proces aan tegen Petrus over de ligging van het land en het recht van overpad. Hij wilde over het land van Petrus kunnen gaan. Hij verklaarde dat hij dat een paar jaar geleden al had gevraagd. Petrus verklaarde dat dat niet zo was. Anderen verklaarden dat zij het land van Lammert hadden bemest en hem nooit over het land van Petrus hadden zien gaan, maar altijd over het land van Jochem Boeijen.

Petrus verkocht in 1807 "een perceel teulland aan den Aanstoot".

Petrus overleed op 17 december 1815.

 

De vader van Petrus was Gosuines Johannes Brands. Hij was in 1710 geboren en getrouwd op 3 mei 1744 te Oss met Joanna Henrici van Heesch. hun vijf kinderen heetten: Henricus, Petrus, Helena, Johannes Frans en Johannes. Joanna, de weduwe van Gosuinus,op dat moment 52 jaar, maakte in 1766 nog wat mee. Ze legde daarover de volgende verklaring af op verzoek van Aaltje van Holphe, weduwe van Dirk van Nimweegen: " Johanna van Heesch verklaart dat zij Jacomijn de weduwe van Jan van Osch net voor haar dood heeft horen zeggen: ‘den langendiender, die schelm, heeft mij soo veel schrik aangejaagt, en een pak op mijn hart geset, die nagt doen wij op den zolder gevlugt waren, dat ik er de dood af sterven zal.’ Verder verklaart zij dat Catharina de weduwe van Ariaan Peeters van Berchem verschillende keren tegen haar gezegd heeft dat Jacomijn weduwe Jan van Osch in de nacht toen ze op zolder zat, dikwijls uit angst om hulp geroepen heeft, zo hard dat de buren het wel gehoord hebben, maar dat Catharina haar gezegd had er geen ruchtbaarheid aan te geven, omdat zij de diender Jan ’t Hondert nodig hadden om te sprokkelen en koestront te rapen. Johanna getuigt bovendien hetgeen Catharina haar verteld heeft over hetgeen voorgevallen is tussen Johannes den diender en Maria Jan van Osch. Emmerentia bevestigt de lezing van Johanna van Heesch en verklaart dat een en ander gebeurd is op 30-9-1766, toen zij in het veld aardappelen aan het rapen was, toen zij bij Catrina weduwe Ariaan Peeters van Berchem, die wortelen aan het rapen was voor Rijnier Molenvelt, ging rusten. Toen de diender Jan ’t Hondert de lamp van ‘Mie’ bij Catrina kwam aansteken, hij een ontbloot sabel of hartsvanger in de hand had. Emmerentia mocht van Catrina niets verder vertellen."

 

De vader van Gosuinus is Joannes Goossens Brands, die omstreeks 1680 in Berghem geboren zal zijn. 

Het huwelijk met Henrica Willem Boijen bracht hem negen kinderen: Gosewinus, Guilhelmus, Rombertus, Anna, Theodora, Theodora,  Gosuinus en Cornelius. In 1706 had Henrica, de vrouw van Joannes ruzie gekregen met Hars Celis, de vrouw van Anthonij van Grinsven. Hars sloeg Henrica met een teil (voor de was), maar deze brak in stukken. De hand van Henrica bloedde erg.

Joannes overleed 17 maart 1740 te Berghem.

 

Joannes was de zoon van Gosewinus Fransen Brands, die rond 1640 was geboren in Berghem. Uit het huwelijk met Jenneke Willems kwamen zeven kinderen: Franciscus, Wilhelmus, maria, Adrianus, Anthonij, Eijken en Joannes.

 

Stamvader zal een FRANCISCUS BRANDS zijn.

 

 

10. HET DUURENDSEIND: BUURTSCHAP WAAR VEEL VOOROUDERS WOONDEN.

DE BUURT

 

Het Duurendseind is een buurtschap in de gemeente Oss. Het hoort bij het dorp Berghem (werd vroeger als Berchem geschreven) en is een buitengebied. In dit buurtschap hebben verschillende van mijn voorouders uit de vorige twee eeuwen gewoond en geleefd. Vooral veel voorouders, waarover hiervoor al het een en ander is verteld, waren hier geboren en getogen, zoals de families den Brok, Boeijen, Bokmans, Verwaijen en Brands. Daarbij was De Hondshoek (tegenwoordig Deursenseweg) vooral favoriet. Daarom is het zinvol over het Duurendseind wat meer te vertellen.

In de volksmond wordt Duurendseind, Tuureind of in het lokale accent Tuurènd genoemd.

Volgens de leden van de heemkundekring Berchs-Heem komt de naam van “duren”, wat is afgeleid van het Keltisch en “land aan water” of “verhoogd land” betekent.

Het buurtschap had zo'n honderd huizen, die vroeger vooral bewoond werden door grote gezinnen met gemengde boerenbedrijfjes.

Het gebied is ontstaan door ontginningen van individuele boeren, die er zich vestigden.

Getekende kaart voor de situatie van Duurendseind 1700-1800

Bij het rondje in de Laanderstraat was de herberg van Joachim Jans Boeijen. Later ook de herberg van Roeloff Hoex.

Vroeger kende Duurendseind allerlei bijzondere straatnamen, zoals Hondshoek, Kattenhoek, Helstraat en Heihoek.

Tegenwoordig bestaat het uit straatnamen als: de Burgemeeester van Erpstraat, gekruisd door de Halve Morgenstraat, de Deursenseweg, waar de Stationstraat op uit komt en ook de Waatselaarstraat. Dan is er nog de Waterstraat, de Hemelrijkstraat en de Korste straat, de laatste twee zijstraten van de Runselstraat.

De naam Heihoek is vele eeuwen oud. Deze zandweg en het verlengde ervan de Heide werden in 1948 gecultiveerd en kregen de naam Hoesenboslaan.

Detail van kaart uit 1865

Den Heihoek liep vanaf de burgemeester van Erpstraat tot aan de Willandstraat.Tot ongeveer 1300 groeiden er allerlei bomen. De naam “Heiligenbos” op oude kadasterkaarten herinnert er nog aan.

Het rechte stratenpatroon in het oosten van de heihoek ( het Kruiwagenstraatje, de Langstraat, het verlengde van de Halve Morgenstraat, de Schriekse Heistraat en de Piekenhoefstraat) wijzen op geplande ontginningen. (13)

Vanaf de 17e en 18e eeuw werd er veel ontgonnen en in cultuur gebracht.. De aanleg van de spoorweg eind 19e eeuw splitste de Heihoek in tweeën.

Rond 1922 werd er eeen begin gemaakt met de electriciteit aanleg , maar voor het buitengebied was dat pas vanaf 1945.

De Heihoek bleef tot 1946 een zandweg met in het midden karresporen. Aan de westzijde lag een sloot (de lôpgraaf) als afwatering. De meeste mensen hadden een klein gemengd bedrijf.

 

Tussen ca. 1935 en 1960 was Jas Droomers er “Romboer' en haalde hij de “romtuiten”op.

In het Tuureind was een winkeltje met snoepgoed. Er was een bakker (Van Rossum). Fietsenmaker Jan Boeijen heeft er  een zaak gehad.

Om naar de kerk of de school te gaan moest je bijna een half uur lopen.

Er was wel een fiets- en voetpad door de weilanden, langs het spoor, zodat je sneller op je plek van bestemming was.

 

In december 1286 gaf hertog Jan I van brabant de inwoners van “villae”Oss, Berghem en Duren een complex broeklanden in gemeenschappelijk gebruik, waardoor het begrip “gement” ontstond, gronden waarvan het gebruiksrecht aan de dorpsgemeenschap kwam, terwijl de heer het eigendomsrecht behield.  Kleine boeren gaven hun kinderen vaak opdracht om de koeien (één of meer) te laten grazen langs de zijkanten van de wegen. Dit “huuën” was een gebruik dat overgebleven was van de middeleeuwen om het vee vrij te laten grazen op de gemeenschappelijk gronden.

 

DE SCHUURKERK

 

Aan het eind van de Tachtigjarige Oorlog met Spanje werd Brabant Staats-Brabant en kregen de Gereformeerden het voor het zeggen. Door de beperking van de vrijheid van godsdienst konden de katholieken niet meer naar hun kerk. Kerkgangers moesten uitwijken naar de Sint Annakapel op de Koolwijk in Herpen, dat buiten staatsgebied lag.

Berghem kreeg ook een schuurkerk (schuilkerk), zoals zo veel plaatsen. Het is aannemelijk, dat Berghem na 1672 over een schuilkerk beschikte. Tijdens de Franse bezetting kregen dorpen toestemming om een schuurkerk te bouwen. Na de aftocht van de Fransen mocht het gebouw blijven staan, maar wel tegen een forse financiële vergoeding. Het laatste gold ook voor de toelating van een priester. De eerste pastoor van Berghem Gerard Verwaijen (vanaf 1676) heeft er zeker diensten gehouden.

De schuurkerk heeft gestaan aan de Harense Steeg. De Staten Generaal vermeldde, dat “de kerkschuure meer als twee hondert treeden van de regte straat en naburige Huijse is geleegen.” Met “regte straat”werd waarschijnlijk de Laanderdstraat, nu Burgemeester van Erpstraat bedoeld.

In 1751 werd deze schuur­kerk gesloten wegens onregel­ma­tig­he­den en partij­dig­heid van de pastoor. De Berghemnaren waren weer op het kleine kerkje in de Koolwijk aangewezen. Een jaar later mocht de schuur­kerk aan de Harense Steeg echter weer gebruikt wor­den. De schuurkerk is in 1802 volledig afgebroken door pastoor Bernuli en in 1803 ook de pastorie. Alles werd verkocht.

Op de hoek van Burgemeester van Erpstraat- Harense weg staat nog een monumentaal kruisbeeld ( geplaatst in 1935), dat herinnert aan de periode 1672-1800, dat de kerkgangers naar de schuurkerk moesten gaan. (14)

DE MOLEN

In 1875 is de Anna molen gebouw in wat nu de Halve Morgenstraat 1 heet. Het was een ronde stenen molen met een lage stelling (ca. 3 meter). Een stellingmolen, die dienst deed als korenmolen. Het was een bovenkruier en had drie kopel maalstenen. De ruimte onder de stelling is later dichtgemaakt met een ombouw. Hierdoor kon er meer opgeslagen worden. (15)

Op de kap stond lange tijd een windvaantje (een varkenskop) met het jaartal 1882 erop.

Tijdens een storm waait de hele kap met wieken en al van de molen. In 1938 kreeg de molen Van Bussel-stroomlijnwieken.

Ansichtkaar met boerderij. Collectie Bart Jongsma

De laatste molenaar was Antoon Megens.

In 1961 werd Mies van Dinther eigenaar van het woonhuis en in 1963 ook van de molen, waar hij verder niets mee deed. Hij draaide vanaf dat moment ook niet meer.

Van 3 op 4 juni 1970 werd de molen door brand verwoest. Hij is niet meer opgebouwd.

In 1991 werd de molenromp aangekocht door Dick Eijsermans.

Na de brand iwerd het pand van de rijksmonumentenlijst afgevoerd.
De krant (16) vermeldde in 2010, dat molenbouwer Coppes uit Bergharen in 1995 zijn oog had laten vallen op de Berghemse romp. Hij diende een verzoek tot herbouw in, maar koppelde daar direct een subsidie- aanvraag aan. Gezien de te verwachten hoge restauratiekosten en omdat de monumentencommssie er destijds weinig in zag, verleende het college in 1996 geen medewerking aan het verzoek van Coppes.
In 2008 is stichting De Berghemse molen opgericht, deze heeft de molen op de gemeentelijke monumentenlijst laten plaatsen, hierdoor is een mogelijke sloop van de molen voorkomen.
In juni 2009 presenteerde een cateringbedrijf een plan voor een minicamping annex kookstudio en molenwinkel op deze plek, inclusief volledig herstel van de molen. In december 2009 besloot de gemeente hieraan mee te werken, maar het cateringsbedrijf haakte af en de plannen gingen niet door.

Ansichtkaart, coll. J.van der Bruggen

De molen in brand.

De molen na de brand.

HET STATION

In 1881 werd er langs de spoorlijn Den Bosch-Nijmegen in het Tuureind een station gebouwd . Dat was voor persoonsvervoer. In 1906 kwam er ook een laad- en losplaats voor goederen.

Het station in Berghem

In 1938 werd het personenvervoer gestaakt. Het station heeft daarna nog tientallen jaren dienst gedaan voor het goederenvervoer tot 1965.

Kolen werden aangevoerd naar Tuureind en tuinproducten uit Tuureind gingen naar de veiling. Het stationsgebouw is er heden ten dage niet meer. Als verwijzing naar het station bestaan de straten 'Stationsstraat' en 'Stationshoek' nog wel.

De spoorwegovergang had hekken, die door de stationschef met de hand gesloten en geopend werden. Soms stopte er een lange goederentrein, waardoor de hekken extra lang dicht bleven, dit tot ongenoegen van de wachtende boeren.

 

Eind 1916 kocht Henricus Theunisse vlak bij het station een huis en een paar stukken grond van Maria den Brok-Van Maren. In de koopakte werd als beroep van de verkoopster koffiehoudster vermeld. Haar overleden echtgenoot Antoon Jan den Brok was bij leven landbouwer en herbergier. Mogelijk is in dit oude huis al een kopje koffie geschonken voor reizigers en werkenden bij de laad- en losplaats. Immers, het station lag ver van beide dorpskernen.

Het stationskoffiehuis

Henricus Theunisse trouwde in 1916 in Herpen met de 26-jarige Arnolda van den Berg. Vlak daarna nam hij dus het bestaande koffiehuis over van de weduwe Van den Brok. Rond 1918 richtte hij op een van zijn percelen een vetsmelterij op (die hij overigens een paar jaar later weer verkoopt). De Stationshoek had in die jaren wel iets weg van een klein industrieterreintje.

In 1925 vroeg hij van de gemeente vergunning om een woonhuis met café schuin achter het station te bouwen aan de Honthoekschestraat wijk B nr. 4. Dat betekende sloop van het oude gebouw. Henricus kreeg tegelijk vergunning om ook sterke drank te schenken. Het gebouw leek van buiten vooral op een boerderij.

En de achterste helft bood dan ook ruimte aan een varkenshok, een koestal en een dorsvloer. De voorste helft bestond behalve uit enkele persoonlijke vertrekken vooral uit een gelagkamer van 5x10 meter, waarin het buffet stond. Opvallend voor die tijd: achterin de caféruimte was een apart hokje voor een telefoon voorzien. Dit gebouw werd het Stationskoffiehuis. Op het huis stond het in stenen letters gebeiteld. Bij het stationskoffiehuis (cafe) waren ook stangen, waar de paarden aan vastgemaakt werden.

Theunisse heeft het stationskoffiehuis maar net vijf jaar uitgebaat. In 1930 verkocht hij het (samen met het fabriekje) aan Frans van Loon, landbouwer te Herpen. De vergunning om sterke drank te schenken werviel en werd niet meer vernieuwd.(17)

HET PAKHUIS

Het pakhuis toen.

Op de hoek van de stationstraat en de Deursenseweg (Stationstraat 5) staat het voormalige pakhuis.

Het is rond 1920 gebouwd. Mijn opa Hijs Boeijen, die er eerst knecht en later zaakwaarnemer werd, had er vanaf het begin (1916 ) gewerkt. Hij stopte in 1942.

Het was gebouwd door een afdeling van de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond (NCB) voor de opslag en overslag van de landbouwgoederen, die via het station naar de veiling werden vervoerd. 

Het pakhuis nu.

Oorspronkelijk was bij het pakhuis een laadperron aan de zuidgevel met een hijsinstallatie. In het gebouw was een zolder met touwlift. Tot 1968 is het gebouw als pakhuis gebruikt.

Na 1968 is het pand omgebouwd tot werkplaats en magazijn dat door een aannemersbedrijf werd gebruikt.

Het pand is nu gekocht door mensen, die er een dubbel woonhuis van maken, maar het pand wel in oude luister herstellen. (18)

BRONNEN

0  Brabants Historich Informatiecentrum

0  Regionaal Archief Tilburg

0  "Rondom Berghems raadhuis" door drs. H.G.J. Buiks, L.P. van den Heuvel (1989)

0  "Een Berghemse familie Boeijen" door M.J. Boeijen., 2004.

0  Wikipedia

0  Website Bas den Brok: http://www.denbrok.ch/genealogie/.

0  Website Tom Verwaijen: http://www.tomverwaijen.nl 

0  Website van Willem den Brok: Voorouders. Genealogie door Willem den Brok.:

     http://www.vooroudersdenbrok.jouwweb.nl

 

Noten:

1. Wil je meer weten over Ravenstein, zie dan:  Mijn geschiedenis van Ravenstein.

2. Wil je meer weten over de kostschool, zie dan: Herinneringen aan het internaat in Deurne.

3. Wil je meer weten over Anke van der Putten, zie dan: De vooroudergeschiedenis van Anke van der Putten.

4. Wil je wat lezen over de ervaringen op rijm van Piet in de schuilkelder , klik dan op: De schuilkelder 

5. Wil je wat meer weten over de Koolwijk, zie dan: De Koolwijk, waar mijn opa en oma woonden.

 6. Wil je het levensverhaal " Jan Neel Brock, een Berghemse boer uit de zeventiende eeuw"  lezen , klik dan op: Jan Neel Brock

7. Wil je meer weten over Haaren, zie dan:  Haaren voor 1600, dorp van mijn voorouders.

8. Wil je meer weten over alle mogelijke Brokken, zie dan: Genealogie van Wouter Broc.

9.  Wil je wat weten over de oorsprong van de naam Broc(k) en de familie , klik dan op: Oorsprong van de naam Broc(k) en de familie Broc(k).

10. Wil je meer weten over de volledige Boeijen-tak, zie dan: Genealogie van familie Boeijen (stamvader Jan Boijen)

11. Wil je meer weten over stamvader Wouter Broc, zie dan "Verslag van de zoektocht naar mijn stamvader" .

12. Wil je meer weten over het gezin van Willem en Lentje, kijk dan bij: "De Koolwijk, waar mijn opa en oma woonden"

13. 't Vagevenster, Berchs -Heem, nummer 9, juli 1996

14. 't Vagevenster 10, Berchs-Heem, december 1996

15. molendatabase: Berghem

16. Bron: Het Brabants Dagblad/Lolke Rang, 2 februari 2010

17.  BHIC: Het stations koffiehuis

18. Voor de verschillende onderwerpen betreffende het Duurendeind is ook gebruik gemaakt van Wikipedia.

 

Wil je terug naar de homesite:  Voorouder. Genealogie door Willem den Brok.

 

Informatie over mijn voorouders is ook te vinden op mijn site:   http://gw.geneanet.org/denbrokw   

En ook op:   De kwartierstaat van Willem den Brok 

 

Voor reacties: wdenbrok@live.nl

 

Excuses voor eventuele fouten. Veel lees en zoekplezier.

 

Willem den Brok, januari 2017.

Bijgewerkt tot januari 2024.

Maak jouw eigen website met JouwWeb